Al een flink aantal jaren maakt Emo Verkerk (1955) hoofdzakelijk portretten. Nouja, portretten zijn het eigenlijk niet echt helemaal en tegelijk toch ook wel. Lang niet alle mensen die hij schilderde poseerden voor hem, merendeel is zelfs vanaf fotografisch materiaal omdat de mensen in kwestie al een poosje dood zijn. Verkerk geeft er altijd wel een draai aan, het lijkt hem niet zo zeer om het portret te gaan als een manier om iemand af te beelden, maar meer als metafoor. Het portret in kwestie representeert meer dan of of de persoon op zichzelf lijkt. En dus zijn het eigenlijk geen portretten, ze hoeven namelijk niet echt te lijken op degene waar het om draait. De portretten lijken wel, maar niet met dat als doel alleen.
Het zit meer in de oplossingen die Verkerk opzoekt. Of de vondst komt voor het schilderij, of de vondst tijdens het schilderen maakt niet zo veel uit. Verkerk toont werk alsof het altijd al zo had moeten zijn. Logisch, direct en vlot. Want fotografische perfectie kan al gedaan worden door foto’s. Verkerk zijn werk is wat dat betreft jaloersmakend juist omdat hij het overduidelijk wel kan. Zo hier en daar toont hij zich meester over zijn materiaal door kleurkeuzes en gevatte oplossingen voor soms tamelijk complexe schilderkunstige problemen. Denk bijvoorbeeld aan de sok als sjaal bij een van de werken. Heel logisch in het beeld, maar een knettergekke vondst in het schilderij.
Bij Willem Baars Projects is een tentoonstelling te zien met recent werk van Verkerk. Een fijne stand van zaken die de vindingrijkheid laat zien van een meester.
Vandaag laatste dag. Gaat dat zien!