Volgens het CBS waren er in 2007 ongeveer 7.000 mensen actief als beeldend kunstenaar. Stel dat we er van uitgaan dat al die kunstenaars per jaar gemiddeld 25 werken maken. Dat betekend dat er 175.000 kunstwerken per jaar gemaakt worden. Dat klinkt misschien niet zo heel veel, het duurt immers 100 jaar voordat iedere Nederlander dan een kunstwerk zou hebben. Toch belanden lang niet alle werken uiteindelijk op de markt, veel wordt vergeten en even zo goed wordt er met de tijd geselecteerd. Veel wordt uiteindelijk vernietigd omdat het simpelweg als oubollig wordt afgedaan. Kunst die op het ene moment vernieuwend is, moet op het andere moment zichzelf bewijzen in zijn kwaliteit waarbij vernieuwing als criterium simpelweg niet meer hanteerbaar is.
Stel dat je in heel die eeuwige beeldproductie gaat graven naar een stabiele grond, iets wat misschien ooit aan mode onderhevig was, maar nu niet meer. Dan kom je uit bij bepaalde vormen van kunst waarvan de klassiekers er 1 is. Hoe oud ze er ook uitzien, Rembrandt, Titiaan, Ingres, Michelangelo, Bellini en noem ze maar op, blijven van alle tijden omdat ze nog altijd relevant zijn voor onze wijze van kijken. Het risico van terugvallen op de oude meesters is natuurlijk puur conservatisme, een academisch maniërisme wat we ook wel kitsch kunnen noemen. Hoe technisch goed deze kunstenaars ook zijn, het levert veelal levenloze beelden op. Aan de andere kant biedt het ook de mogelijkheid de huidige modegrillen in de kunst te ontvluchten en tot iets nieuws te komen.
Het werk van Mary A. Waters (1957) balanceert in het midden van kitsch en iets anders. Zo op het eerste gezicht lijkt het op een klassiek werk, misschien vervreemd door het subject te isoleren in een abstracte achtergrond of anderzijds een aanpassing waardoor het niet direct een werk wordt van voor 1800. Als je beter kijkt zie je hoe ontzettend plat het geschilderd is, grove egale vlakken en waar nodig detaillering. Hierdoor verschuift de beeldende concentratie steeds in het schilderij. Het werk is totaal geen eenheid maar bestaat uit losse onderdelen die naast elkaar geschilderd zijn. Een goed voorbeeld is de vrouw met roze jurk. Van een afstandje zeer overtuigend maar vervolgens blijkt hoe plat de jurk eigenlijk wel niet is, levenloos zelfs. De details lijken er op geplakt te zijn, als een collage.
De vraag is nu, maakt Waters opzettelijk gebruik van deze platheid en daarmee bijna paint-by-numbers wijze van schilderen, of is het kitsch, een slap aftreksel van klassiekers?
Ik neig naar het eerste, maar ik kan me indenken dat anderen dat tweede denken.
Het werk van Mary A Waters is nog tot en met 15 maart te zien bij Vous Etes Ici in Amsterdam.
Laat een reactie achter;