Het Van Abbemuseum is al een kleine twee jaar bezig met hun Playreeks. Daarin onderzoeken ze hoe het museum als instelling met deze tijd moet omgaan. Dat is een goede vraag, moet het een begraafplaats zijn voor kunst aan witte wanden, of moet de toeschouwer een actieve rol krijgen? Oftewel, allemaal vragen die we vaker zien in museumland. Want bij Inside Installations in het SMAK werd ook al gevraagd hoe een museum moet omgaan met installaties, of bij Temporary Stedelijk waarin ook duidelijk een accent te zien was dat verwees naar het museum als gebouw.
Play 4; de pelgrim, de toerist, de flaneur en de werker
Het laatste hoofdstuk van deze reeks (helaas hebben we alle vorige edities hier niet op het blog behandeld) gaat uit van de toeschouwer. Laten we eerlijk wezen, kunst moet bekeken worden om te bestaan. Maar hoe kijken we daar dan naar? Het Van Abbe heeft daar bepaalde ideeën over ontwikkeld om dat wat beter inzichtelijk te maken. De metafoor naar reizen is goed gevonden en toegankelijk.
Pelgrim, dit is een toeschouwer die gaat kijken met zijn eigen voorwaarden en hij toetst de werken aan de hand daarvan. Toerist, die gaat voor de highlights en de anekdotes. De flaneur begint en ziet wel waar deze terechtkomt. Een vergelijking met Lowlands maakt het misschien iets inzichtelijker. Een Pelgrim gaat om bands te ervaren, een Toerist zodat deze achteraf kan zeggen dat deze het gezien heeft en een flaneur gaat voor de sfeer en ziet wel wat deze daar vindt.
Aan de hand van deze onderverdeling probeert het Van Abbe reacties uit te lokken van publiek om zich actief met het museum te bemoeien. Het geven van kritiek wordt dan ook zeer gewaardeerd. Natuurlijk wordt daar dan ook iets mee gedaan. Dat is natuurlijk al helemaal super. Dus als je zelf gaat, aarzel niet je kritiek te geven.
Ik was zelf via dit blog gevraagd om ook een eenmalige rondleiding te geven vanuit mijn blik. Daardoor was ik ook aanwezig bij de opening. Meestal heb ik het niet zo op openingen, dan vertelt een of andere criticus een verhaal dat meestal nergens op slaat of erg saai is. In dit geval was het een verhaal van een theaterman, zijn naam is mij ontschoten, maar deze wist met humor en helderheid te vertellen waar deze Play 4 over gaat. Hulde voor zijn openingsspeech. De museumdirecteur deed het nog eens dunnetjes over in het Engels.
Ik viel volgens de categorisering van het Van Abbe onder de Pelgrim. Daar kan ik me wel in vinden, ik heb mijn ideeën over kunst en toets die continu. Dat is verder nu even niet zo spannend, daarover zal ik meer vertellen in mijn Lost 4 post morgen.
Wat was er te zien bij Play 4?
Bij Play 4 was eigenlijk niet spectaculair veel te zien. Dat was ook niet de insteek, het gaat over hoe we kunnen kijken naar werk. Dat ben je al gewend hier, dus verandert er vrij weinig. Ad rem en helder als altijd.
De tentoonstelling was verdeeld in 2 elementen, het oude boven en het oude beneden. Het oude boven was de tentoonstelling zodat het zou spiegelen, dus land-art aan beide zijden, en aan beide zijden nationaal gericht werk (Duits versus Vlaams), eigen mystiek van Beuys tegenover dat van James Lee Bars etc. De helft beneden was gericht vanuit een snel, zappig kijken, naar een intiemer kijken in de bruingekleurde binnenruimtes. En, hulde voor het Van Abbe, de kleur van de wanden was niet storend voor de werken en soms zelfs een waardevolle toevoeging aan het werk. Gelukkig! Het kan dus wel.
Eerst boven. Daar was dus land-art aan de ene kant waar je binnen kunt geplaatst en de andere kant. Ik vraag me af hoeveel toeschouwers het echt is opgevallen, maar het kan wel een manier zijn om een orde te handhaven in het tentoonstellen.
Tegenover
Als ik het goed onthouden heb kwamen vervolgens de lichamen en projecties tegenover elkaar, echter, zeker weten doe ik het even niet. Een erg indringend werk van Douglas Gorden over een geflipte soldaat uit de eerste wereldoorlog die gefilmd was door artsen, maar dan vertraagd. Dat levert een enorm heftig beeld op. Ook heftig (en super goed beeld!) aan de andere kant, maar dan is het anders shockerend. Hulde voor het Van Abbe voor de mooie cleane manier van presenteren, de werken krijgen de ruimte en confrontatie die ze nodig hebben.
Tegenover natuurlijk Abramovic en Ulay. Wat overigens goed te zien is op deze foto, is het invoegen van de deuren door het Van Abbe. Door deze ingreep worden de ruimtes meer afgesloten en rennen we minder door het pand heen. Daardoor word je ook meer op het werk gegooid en minder op het idee dat we verder moeten naar de volgende ruimte. Wat mij betreft een goede ingreep.
Dan Beuys, een werk dat site-specific is. Mooie anekdote is dat het geweer dat achter hangt ervoor verantwoordelijk is dat er een vergunninghouder moet zijn voor vuurwapens, hij doet het nog.
…tegenover James Lee Bars.
Dan de zware Duitsers met hun trauma, met een goed werk van Baselitz en Kiefer,
En helaas bleek Kiefer vroeg in zijn carrière al “spirituele” werken te maken die nu niet bepaald hoogwaardig zijn van kwaliteit.
Daar tegenover stond de contemplatie van het beeld van de Vlamingen, met De Cordier en Vercuysse. Dat is toch een stuk rustiger kijken en gaat meer over the message in plaats van het medium.
In het midden stond een installatie over democratie, veel filmbeelden. Helaas heb ik zelf niet de tijd gehad echt kritisch te kijken, maar in de wandelgangen hoorde ik dat het super was als je de tijd had ervoor te gaan zitten.
Dan als je vanuit de ingang naar voren zou lopen, loop je direct tegen de “topstukken”, een Picasso, Braque en Mondriaan. Gelukkig ook iets minder bekend werk van respectievelijk Jenny Holzer en van der Leck, ook goed werk.
Tot zover deze helft van de expositie. Het oude gedeelte beneden is opgedeeld in intieme beelden waar we zo langs kunnen rennen, en de intiemere hoekjes. Zoals al eerder gezegd, meestal vloeken gekleurde wanden enorm, maar hier is het steeds met respect voor de werken. Hier hingen minder grote namen, uitzondering is dan natuurlijk Andy Warhol.
… en Delaunay mogen we toch ook wel een grote naam noemen?
Dan verder…
Ik hoop dat ik hier de titel goed heb… Maar die Utahmachine is het traagste voertuig ter wereld, 18 mm per dag. Dat is niet veel.
Mooie foto’s die erg hoog hingen. Maar dat werkte eigenlijk wel spannend.
Leuk voor de kinderen maar erg serieus kan ik dit niet nemen. Het blijft te veel in een “leuk” idee hangen en wordt te weinig zelfstandig beeld. Natuurlijk is dit voor het Van Abbe wel een lekker werk voor op de poster, snel toegankelijk beeld.
Intiemer was het volgende werk, dit was nog wel begrijpelijk maar het werd er verder in de gang niet duidelijker op met mensen die deze voorwerpen op verkeerde manieren gebruikten en een landkaart. Uit de categorie “moet je gezien hebben om te begrijpen waar ik het over heb”.
Uit de intiemere hoekjes een kleine selectie, de filmwerken blijven lastig te fotograferen. Wel wil ik Yang Zhenshong even noemen met zijn ‘I Will Die’ werk, daarin zien we mensen die deze zin uitspreken. Maar doordat al die mensen anders zijn gaan ze anders met die zin om, dat levert indringende beelden op.
Verder, Max Beckman met een mooi uitzicht op een prima bruine wand.
Bij grijzere werken kan in principe iedere kleur, mits het maar niet helemaal het werk overbluft.
En zelfs bij een vroegere kleurrijke Dumas staat bruin uitstekend. Nogmaals, super van Van Abbe dat ze even aan al die andere musea laten zien dat gekleurde wanden wel kunnen als je er goed over na gedacht hebt.
Dus, gaan?
Je wordt in elk geval eens geconfronteerd met het eigen kijken. Dat gebeurt niet vaak en bovendien doet het Van Abbe dat op een erg toegankelijke en originele wijze. Voor de topstukken hoef je niet te gaan, en voor een erg goede inhoudelijke tentoonstelling misschien ook niet. Maar voor het eigen kijken, dat is best bijzonder realiseerde ik mij vandaag. Morgen zal ik aan de hand van mijn Lost-reeks uitleggen hoe dat zit.