Het begint met een duistere ruimte. De normaal zo esthetisch witte zaal is helemaal donker. Maar aan het einde, bij de doorgang naar de volgende ruimte brandt licht. Het is direct duidelijk; David Maljkovic (1973) speelt met de context van een museum en het idee van tentoonstellen. Eenmaal bij die ruimte aangekomen is een ruimte te zien met een projector. Wat er precies te zien is, kun je niet zien. Je botst tegen een glazen wand op en er is geen doorgang om de zaal heen. En dus moet je omkeren en via de omweg de andere kant zien te bereiken. Als toeschouwer voel je je op je plek gezet als een voyeur, ondergeschikt aan de wil van de kunstenaar.
Daar is echter evenzogoed niets anders te zien…
Verder lopend kom je bij een ruimte waar een fotoparaplu tegen de wand aan staat te schijnen. Waarop deze schijnt is niet te zien. De hele ruimte wordt daardoor ingenomen door het sculpturale van dat licht.
De volgende ruimte wordt niet veel eenvoudiger. Onhandig is een kunststoffen zeil in de ruimte gelegd. Wil je een beetje soepel doorlopen, kun je er niet omheen. Er schijnt daarbij een lamp fel de ruimte en je ogen in.
Er hangen enkele collages met duidelijk een bron waarnaar verwezen wordt. Ook de projectie lijkt ergens naar te verwijzen, maar helder wil dat niet worden.
De volgende zaal geeft al iets meer inzicht. Er staat een tweetal moddelen voor het Petrova Gora monument, een gebouw dat door het communistische Kroatie is neergezet ter ere van de overwinning in de Tweede Wereldoorlog. Natuurlijk is sinds de val van het communisme aldaar het enthousiasme voor dit monument ook weggebt. Maljkovic gaat duidelijk de relatie aan met deze geschiedenis. Hij laat mensen dat monument in de toekomst opnieuw bezoeken en erop reageren. Maar wat hij daar precies mee wil – anders dan alleen verwijzen – blijft onduidelijk.
Een lege vitrine met eromheen werk; iets wat natuurlijk perfect aansluit op het idee hoe kunst gepresenteerd kan worden in een museale context. Het werk erachter toont desolate landschappen met daarin een kleuren cirkel. Wederom zijn de verwijzingen aanwezig, maar waar dat verder heen moet blijft onduidelijk.
De een na laatste zaal is het hoogtepunt in die zin; hier verwijst Maljkovic namelijk onder andere naar Art Basel 39. Dat is gek, want Art Basel bestaat pas sinds 1970. Ook zijn de boeken die hij in de installatie toont erg divers van onderwerp, al zijn ze allemaal gelinieerd aan het Abbe.
Een collage van diverse afiches: wederom verwijzingen naar de Voormalig Oostblok cultuur en ook Amsterdam, maar wat hij er precies mee wil blijft onduidelijk.
De allerlaatste ruimte is hoorbaar, hier gonst een speaker die op brute wijze aangaat, plopt en vervolgens weer even stil blijft. In de andere hoek is een bananenboom te zien met daarop een plaat. Het eerste werk is het meest sculpturaal van alle werken en zou het meest kunnen functioneren buiten de context van een museum. De meeste andere werken zouden buiten museale context niet meer herkenbaar zijn als werk.
Zo ook de bananenboom wat op zijn best een opmerkelijk geval van binnenhuisarchitectuur zou worden buiten deze context.
Het werk van Maljkovic gaat duidelijk over hoe tentoonstellingen en museumpresentaties kunnen functioneren om bezoekers te verontrusten. Het werk zelf lijkt vaak verdacht veel op hedendaagse kunst met verwijzingen naar Oostblokculturen ter rechtvaardiging. De vraag van mijn kant is direct of het verwijzen in dit geval vaak niet erg oppervlakkig blijft. De geschiedenis van het momument is bijvoorbeeld erg interessant maar speelt buiten die gegevens geen rol. Waarom dat monument, waarom die positie en wat wil je er als kunstenaar mee behalve het voor het voetlicht brengen van dat monument? Dat laatste kan overigens wel, maar wat doen al die beelden er dan bij? Het doet ook vermoeden dat de kunstenaar iets te zelfverzekerd in zijn eigen werk staat en die aspecten simpelweg niet ervaart. Gezien de CV van Maljkovic zou me dat niets verbazen. Het lijkt erop dat hij goed gehyped wordt. Echter, een opmerkelijke CV is nog geen garantie voor geloofwaardig werk. Daar slaagt hij niet in omdat de verwijzingen te veel drijfzand zijn. Qua tentoonstellen en het spelen met de tentoonstellingscontext; daar slaagt hij wel heel goed in. De vraag is of hij daarvoor zo veel werk moest maken en niet evenzogoed dat van anderen had kunnen gebruiken.
De tentoonstelling is dus vooral heel boeiend als het gaat om tentoonstellen en het spelen met de context van een museum versus de toeschouwer. Dat het werk zelf niet altijd even spannend is maakt het eigenlijk nog boeiender. Een goede tentoonstelling hoeft immers ook niet enkel goed werk te tonen.
De tentoonstelling is nog te zien tot en met 26 januari in het Van Abbemuseum te Eindhoven. Daarna zal de tentoonstelling te zien zijn in andere musea en ik ben heel benieuwd wat er dan van de presentatie over zal blijven.
Niek, achter die paraplui had je moeten kijken! Daar hing een installatie.
@Riet, Volgens mij heeft mijn nieuwsgierigheid even gefaald. 🙁