Een galerieruimte is veelal een white cube. Een plek met egaal witte wanden, een strakke vloer en TL-lichten die de werken uitlichten. Die ruimte als startpunt nemen van werk zou kunnen leiden tot institutionele kritiek op het fenomeen galerie, de galerie als een plek waar de commodificatie van een kunstwerk plaatsvindt. De betekenis van een kunstwerk omzetten naar een financiëlee waarde is dan wel noodzakelijk voor de kunstenaar (indien deze leeft van zijn werk), maar is ook gebaseerd op eigenschappen die los staan van het werk zelf. Speculatie is de kunstwereld niet vreemd.
Kritiek op het fenomeen is dus niet vreemd en eveneens niet onnodig, maar via kunstwerken zelf die getoond worden in een galerie zou dat toch een vreemde positie zijn. Erki de Vries en Pieter Huybrechts (1977) gebruiken de galerie in dit geval als architecturaal gegeven. De plek waar het werk getoond wordt is vervlochten met het werk door middel van een fotografische echo van die ruimte.
De ervaring die dat oplevert is dat het werk de galerie ruimte vervormt. Er zijn meerdere doorzichten die elkaar soms aanvullen en tegenwerken. De sculpturen voelen aan als het aanschouwen van een gravure van MC Escher, maar dan in real life. Je duikelt van de ene ruimte in de andere en welke nu de echte is, en welke de foto, is soms desoriënterend. Het werk bevraagt via de fotografie en architectuur diezelfde fotografie en architectuur in de relatie tot de menselijke maat. En in dit geval, is dat menselijke aspect redelijk verwarrend.
(de titels kunnen onjuist zijn, materiaal en afmetingen waren niet gegeven op de titellijst).
De tentoonstelling is nog te zien tot en met 7 november bij galerie Valerie_Traan te Antwerpen.