Er is een gigantisch grijs gebied tussen abstracte en realistische schilderkunst. Sterker nog, het enige uiterste dat daadwerkelijk bestaat is abstracte schilderkunst. Dan stelt de verf niets anders voor dan zichzelf, verf. Realistische kunst bestaat eigenlijk niet, er is altijd sprake van een vorm van abstractie. De verf stelt dan namelijk iets anders voor. Het wordt een stilleven, of een portret.
Dat grote grijze gebied is voor sommige kunstenaars een speelveld om dingen uit te proberen. Hoe ver kun je de verf oprekken dat er toch een herkenbare voorstelling in is, maar dat de verf zelf ook interessante dingen doet. Sommige eenvoudige ingrepen worden verrassingen en resulteren niet enkel in een voorstelling, maar ook een verfgebruik die die voorstelling een extra dimensie geeft. Hoe het geschilderd wordt, is belangrijker dan wat het voorstelt. De kleur, de penseelstreek, het formaat van het doek, het doet allemaal mee in waar we uiteindelijk naar kijken.
Het werk van David Surman (1981) zit duidelijk lekker in dat grijze gebied. Van het ene naar het andere schilderij probeert hij dingen uit. De voorstellingen zijn niet onbelangrijk, maar het spelen met verf is waar het hier om gaat. Soms giet hij zijn verf, zoals met de schedel en de hongerige hond. Soms gebruikt hij vinnige penseelstreken, zoals de kat met de raaf in zijn mond. Soms is de verf heel dun opgezet in brede penseelstreken, zoals met de lantarenpaal. Het is een enorm divers oeuvre qua techniek.
Het is een feest om naar te kijken als schilder.
Deze tentoonstelling is nog tot en met 8 mei te bezoeken bij Tinimini Room te Dordrecht.
Laat een reactie achter;