“Kunstenaars moeten niet te veel filosoferen over hun eigen werk, dat brengt alleen ellende en flauwekul.” Van alle nul-kunstenaars is Jan Henderikse wellicht de meest radicale en eigenlijk ook de enige die daadwerkelijk inhoudelijk nul-kunstenaar is gebleven. Andere nul kunstenaars Jan Schoonhoven, Henk Peeters, herman de vries en Armando bleken toch estheten te zijn. Het is niet moeilijk om met enige duiding de schoonheid van een Schoonhoven te zien en zeker Armando’s van recentere datum zijn verworden tot decadente kitsch. Henderikse heeft nadat hij de traditionele kunstmaterialen de rug heeft toegekeerd nooit meer omgekeken. Alles kan hij gebruiken.
Henderikse lijkt continue op zoek naar het meest banale, het meest waardeloze, om zijn werk van te maken. Niet dat hij daarmee enige kritiek wil leveren op de maatschappij, “het stelt voor wat het is” zegt hij daar zelf over. Een baal met goedkope sinaasappelkratjes is exact dat, een baal met sinaasappelkratjes. Een plankje met daarop wat springveren is exact dat, een plankje met springveren. Daar kan wel allemaal betekenis in gelezen worden, maar de kunstenaar zelf interesseert dat allemaal niet zoveel. Nee, het stelt slechts voor wat het is.
Maar als alles of niets kunst kan zijn, wat is dan nog de rol van de kunstenaar? Wat gebeurt er met die objecten zodra ze in het discour van de kunsten belanden en waarom zou het publiek daar überhaupt iets om geven? Als er geen betekenis en geen schoonheid te bekennen is, wat moeten we er dan mee?
Wie het Duchampiaanse concept van de oppositie van retinale (de visuele sensatie) en anti-kunst (het andere) doortrekt vanaf zijn ready-mades komt uit bij de totale apathie van Henderikse. Daar waar Duchamp nog pijnlijk zijn best deed om zijn werken door middel van de titels een zekere vorm van conceptuele representatie mee te geven, lijkt juist in te zien dat ook dat nog onderdeel is van de traditionele kunsten. Henderiksen is zo bezien wat Duchamp had willen zijn, maar nooit werd, een kunstenaar die daadwerkelijk uitging van de ideologie die we nu kennen als Zero, het niets kan kunst zijn. Het is dan ook de houding waaruit het werk van Henderiksen voortkomt, en niet zo zeer het individuele werk als visuele entiteit.
Het tonen van werk van Henderikse is dan ook het beste in een substantiële hoeveelheid. Het liefste zelfs meerdere varianten van hetzelfde type werk. Het overzicht dat er nu in het Stedelijk van Schiedam van Jan Henderikse te zien is slaagt daar gelukkig in. Het is een klassieke museumpresentatie met een min of meer chronologische en thematische indeling maar tegelijk slaagt het er in ook het radicale van Henderikse te bewaren. Lang niet al het werk is netjes naast elkaar gehangen, soms hangen werken zelfs onhandig boven elkaar. Ik denk dat Henderikse daar tevreden over is, het is en blijft wat het is… Daarom moet niet te moeilijk mee gedaan worden.
Deze tentoonstelling is nog tot en met 10 juni te zien bij Stedelijk Museum te Schiedam.
Laat een reactie achter;