Het werk van Martina Klein (1962) is relatief eenvoudig gemaakt. Het grijsgroene, babyblauw of rode doeken die op een houten onderstel geplaatst zijn. Hierdoor ontstaat er een buiging in het doek van verticaal naar horizontaal. Ze zijn op houten tafels geplaatst of hangen aan de muur in groepjes, meestal dezelfde kleur bij elkaar. Hier en daar hangt er een verdwaalt exemplaar aan de muur of staat op de grond.
Het is gek om te spreken over schilderijen, ook al is het traditioneel verf op doek. Juist door die kromming in het doek zijn het geen traditionele schilderijen meer. Ze voelen daarnaast te industrieel aan, ze zijn allemaal hetzelfde en verschijnen in drie kleurvarianten.
Het modulaire karakter is geen toeval. Bezoekers worden dan ook uitgenodigd de objecten een andere plaats te geven in de tentoonstelling. Ze zijn ontdaan van hun mythische status als een raam op een andere schilderkunstige werkelijkheid, ze stellen niets voor buiten zichzelf. Je ziet de werken voor wat ze zijn, objecten van kleur. In dit geval, rood, blauw en grijsgroen. Die kleuren doen natuurlijk iets, zeker in relatie tot elkaar. Door je te bewegen in de ruimtes veranderen de optische effecten van de ruimtes.
Het meest doen ze denken aan hoe nieuwe meubels je huiskamer totaal veranderen. Ook als er net zo veel tafelruimte en zitruimte is, voelt de ruimte anders aan. Dat doen de werken van Klein ook, maar dan kun je er verder niets mee. Ze bespelen de ruimte zonder enige verdere pretentie, en daar zijn ze dan ook helemaal op gemaakt.
Deze tentoonstelling is nog te bezoeken tot en met 8 oktober bij Slewe te Amsterdam
Laat een reactie achter;