“schilder je realistisch of abstract?” Dat is meestal de eerste vraag die mensen stellen als ik zeg dat ik schilderijen maak. Of dat ik er van kan leven, maar meestal is het toch de vraag of het figuratief of abstract is. Als ik vervolgens antwoord dat beiden kan wordt het voor de meeste mensen die het me vragen al verwarrend. Alsof het werk de ene dag totaal anders kan zijn als het andere, dat is toch vreemd.
Zo vreemd is dat volgens mij toch niet, dat werk van een kunstenaar zowel abstract als figuratief kan zijn. Wat mij betreft hoeft het ook helemaal niet iets anders te zijn. Natuurlijk, de betekenis is anders van zo’n abstract beeld tegenover een beeld met duidelijke figuratie. Maar de waarde van beide kan gelijkwaardig zijn.
Echt voorbeelden van kunstenaars die dat beiden doen ken ik nauwelijks. Gerhard Richter en Wolfgang Tillmans zijn twee bekende voorbeelden die zowel abstract als figuratief werk maken, maar die rijmen zelden met elkaar. Wie een fotorealistisch werk van Richter plaatst naast een van zijn abstractere werken zal op het eerste gezicht niet zeggen dat het van dezelfde kunstenaar is. Pas later in het oeuvre van Richter zie je combinatievormen ontstaan die de overstap logischer maken. Bij Wolfgang Tillmans is het vergelijkbaar met Richter, alleen dan fotografisch in plaats van schilderkunstig. Ook hij werkt met zowel herkenbare als onherkenbare voorstellingen. Ook hier is pas later in de loopbaan van de kunstenaar half-vormen ontstaan waarbij de twee uitersten aan elkaar gelijmd zijn.
Kunstenaars die van abstract naar figuratief werk zijn gegaan in de loop der tijd zijn er meer, Carel Willink en Philip Guston schieten me dan even te binnen. Van Picasso valt nog te zeggen dat hij rondom de jaren 30 ineens weer klassiek begon te schilderen, maar dat wordt dan veelal ook niet als zijn beste periode gezien.
Het is dus redelijk uitzonderlijk, een kunstenaar die met zowel abstract als figuratief werk uit de voeten kan, en dat gelijkwaardig aan elkaar tonen. Toch vreemd, figuratief en non-figuratief zijn slechts twee zijden van een analoog spectrum. Het is niet of het een of het ander, het kan ook prima verdeeld zijn over dat spectrum. Toch?
Bij deze solopresentatie van Rob Johannesma (1970) is werk te zien van de afgelopen 5 jaar, met de nadruk op recenter werk. Dat werk beslaat diverse media; fotocollage, collages, zeefdruk, print, schilderijen en film. En daarbij zowel figuratief werk als non-figuratief. En hoe divers dat ook moge klinken, wie de tentoonstelling bezoekt ziet hoe mooi al die vormen in elkaar overlopen zonder dat het idee ontstaat dat het van totaal andere kunstenaars zou zijn. De werken sluiten op een bepaalde manier heel mooi bij elkaar aan.
De kleurkeuze van Johannesma zal daar zeker een rol in spelen. De nadruk ligt op bruinen en roden die eigenlijk in alle werken terugkomen. Vooral de riso werken en schilderwerken passen perfect bij elkaar qua toon. De aanwezigheid van vervolgens blauw/grijs schilderwerk dat die weer aansluit op toon van de krantenfoto’s maakt de overgang naar dat laatste werk ook makkelijker.
De foto’s, video en prints handelen duidelijk over de betekenis van het beeldmotief bijvoorbeeld het portret, zowel in klassieke zin als in een vorm van engagement. Ook al is niet direct duidelijk waar naar gekeken wordt, het beeld heeft een duidelijk voelbare geschiedenis. Of dat politiek, sociaal of andere wijze is mij niet direct duidelijk.
De schilderijen lijken daarentegen bijna niets meer dan esthetiek te zijn. Toegeven, het is heel mooi hoe de verf over het papier vloeit en zijn eigen sporen nalaat. De kleuren werken vervolgens ook mee, er zitten geen kleurdissonanten in. Maar toch, het behoudt een sfeer van verwoesting, destructie. Dat het papier op sommige werken schraal is geworden van het vocht speelt daar zeker een rol bij.
Door al deze werken afwisselend van elkaar te tonen lijken ze steeds elkaar opnieuw te bevragen. Het non-figuratieve werk lijkt op het eerste gezicht misschien esthetisch, het figuratieve werk wijst er even op dat je misschien wat over het hoofd ziet en vice versa.
Wat je dan vervolgens ziet, ook dat blijft lastig. Je kunt de bronnen van de beelden of de penseelstreken proberen te achterhalen, je krijgt er geen grip op omdat ze te onduidelijk blijven.
Misschien is het werk van Johannesma niet het meest toegankelijke, het werk is grillig van aard. Maar dat grilligheid en esthetiek samen kunnen gaan zonder problemen, even zo goed als figuratie en non-figuratie, dat is hierbij overduidelijk.
Laat een reactie achter;