Twee schilders die bijna lijnrecht tegenover elkaar staan. Het werk van Carl Johan Högberg (1979) en Coen Vunderink (1979) heeft los van het medium niets met elkaar gemeen. De tentoonstellingen staan los van elkaar maar gebruiken elkaar ook om zich tegen elkaar af te zetten.
Ook al heeft Högberg de meeste ruimte van de twee, hij toont bijna de helft van het aantal werken dat Vunderink toont. In totaal toont Högberg acht schilderijen en twee rekjes met objecten die op de titellijst verder niet eens vernoemd zijn. De spaarzame inrichting maakt het een rustige presentatie.
Inhoudelijk zouden de werken moeten ingaan op “zijn onderzoek over de intersectie van subjectiviteit, (be-)oefening en de privatisatie van angst binnen het neo-liberalisme”. Een onderzoek dat vast plaats kan vinden maar zich niet direct in de werken toont, enkel de titels hinten ernaar. Het kan ook zijn dat Högberg hier te weinig werken toont om een helder betekenisveld te creëren met zijn werken. Het is dan ook de vraag in hoeverre die inhoudelijkheid noodzakelijk is voor het beeld zelf, of eerder een aanleiding voor Högberg is om tot beeld te komen. Ik hoop dat laatste want als zijn doel is om in te gaan op dat onderzoek via het schilderen slaagt hij daar niet in.
Het werk van Högberg is ook al redelijk spartaans van opzet, het is in sommige gevallen enkel zwarte olieverf op opgespannen linnen. Het probleem met zo’n presentatie is natuurlijk wel dat ieder werk zijn eigen ruimte krijgt maar ook dat alle foutjes opvallen. Zo blijken werken soms net te wringen en het is de vraag of dat altijd wel zo helemaal de bedoeling is. Zo is de driehoek in het werk ‘Mid-Leven Executive’ verre van strak en zit die kaaklijn bij ‘Ending Conference Session’ ook niet helemaal lekker. Onkunde hoeft het niet te zijn want bijvoorbeeld bij het werk ‘Waiting for Acai on Wilshire Blvd’ overtuigt de anatomie wel. Los daarvan weten vooral het grote werk ‘Togetherness’ en ‘Post-Fordist Yoga’ te overtuigen.
Als geheel weet Högberg vanwege die twijfel en problematische verhouding tot de gestelde inhoudelijkheid niet echt te overtuigen.
Bij Vunderink is er van bedachtzaamheid misschien ook wel sprake, maar zijn werk is niet berekenend zoals dat van Högberg. Eerder gaat hij zijn werk in fases te lijf met gespoten temperaverf. Bij Vunderink is er geen sprake van een conceptuele inhoudelijkheid los van de schilderhandelingen, hij is een schilderbeest. En het hoeven niet eens persé doeken te zijn, sculpturen gaan hem ook prima af.
Als leidmotief gebruikt hij in deze tentoonstelling palmbladeren die zich goed lenen voor zijn manier van werken. Het levert letterlijk gelaagde beelden op waarbij het interessant is te kijken hoe Vunderink tot keuzes van vormen en kleur is gekomen. In die zin verschilt zijn werk weinig met abstracte schilders die gewoon de kwast hanteren, alleen dan geeft de spuittechniek een heel andere waaier aan mogelijkheden en oplossingen.
Dat maakt van deze duo-presentatie Vunderink de meest interessante. Simpelweg omdat er veel meer gebeurt.
Voor wie het nog wilt zien, je hebt deze zaterdag nog.
Carl Johan: de kaaklijn in ‘Conference ending session’ zit wel goed als je aanneemt dat het gezicht een masker is. Het meisje kijkt recht vooruit, haar masker kijkt zijwaarts.