De komende dagen is Amsterdam even het centrum van de kunstwereld. Van heide en verre komen curatoren, galeriehouders en anders kunstprofessionals kijken naar wat er op de Rijksakademie gebeurt. En als ze er dan toch zijn, bezoeken ze vast nog andere plekken in Amsterdam.
De Rijksakademie heeft de afgelopen jaren een subtiele transformatie ondergaan. Daar waar de pakweg vijftig residenten in het verleden de Open Studio’s aangrepen om vooral hun visitekaartje af te leveren met grote imposante presentaties, zagen we die de afgelopen jaren steeds minder. Er waren echte ateliersituaties, rommelig, niets opgeruimd en onvoltooid werk. Dat lijkt deze editie weer iets minder, er zijn relatief veel ruimtevullende installaties waarbij het atelier eigenlijk onherkenbaar is geworden.
Dat wil niet zeggen dat er geen inkijkje gegeven wordt in het proces en de overwegingen van de maker. Die worden veelvuldig expliciet zichtbaar gemaakt in het werk. Opvallend daarin is dat er veel identiteitsvraagstukken spelen, zoals “waar kom ik vandaan?” en “wie ben ik?” wat ook de grote hoeveelheid films verklaard. Daarin zit overigens veel variatie en ik kan me voorstellen dat het een goede onderlinge synergie oplevert tussen de residenten. De twee groepspresentaties maken dat eveneens zichtbaar.
Hier volgt een beeldverslag van wat er zoal om diverse redenen opviel. Lang niet alle presentaties laten zich fotografisch passend vastleggen, met name de grote hoeveelheid films. Dus zelf gaan kijken is de aanbeveling.