Het werk van Hedwig Houben (1983) gaat over het werk van Hedwig Houben zelf. Het is zelfreferentieel in die zin dat het naar zijn eigen proces en zijn eigen ‘zijn’ gaat. Oftewel, wat ben ik aan het doen, hoe kom ik daar aan en wat is dat dan eigenlijk. Een kunstenaar die dus haar eigen kunstenaarzijn steeds opnieuw overdenkt. Dat klinkt heel eenvoudig maar hoe breng je die overwegingen (wat het steeds zijn) terug naar een beeld?
Het resultaat, het distilaat van de werkzaamheden, kunnen nooit het verhaal van die overwegingen weergeven. In het beste geval krijg je dan een gek beeld. Houben presenteert en de resultaten maar ook een film waarin een performance getoond wordt waarin ze een verklaring geeft. Die verklaring met alle twijfels zijn echter ook weer onderhevig aan een zelfreferentie omdat ze letterlijk afvraagt in de film of dat een performance is of een gek liedje. Afijn, al snel merk je dat er een diepe gelaagdheid in het werk zit waarin datzelfde werk wordt geduid als een proces wat weer een werk is, wat weer onderhevig is aan zelfreferentie.
Dat klinkt allemaal vrij onnavolgbaar maar dat valt in de praktijk wel mee. Een vergelijking zou kunnen zijn dat Bob Ros naast uitlegt wat hij doet ook nog eens zou vragen tijdens het schilderen wat de betekenis is van die boompjes (en dat die boompjes ook minder blij kunnen zijn) en de kijkers ook laat weten dat ze kijken naar hem als een performance wat ook weer een kunstwerk is.
In elk geval erg goed werk wat vooral gezien moet worden.
Is helaas niet meer te zien, was blijkbaar een enorm korte tentoonstelling.
Een filmpje in mindere kwaliteit van een ander werk (wat niet te zien was bij PAKT) staat hieronder. Het betreft een ander werk maar toont wel een vergelijkbare structuur.
Laat een reactie achter;