Eerder vandaag publiceerde ik een stuk over die andere tentoonstelling bij Nouvelles Images. Eveneens van een schilder en ik denk dat beide kunstenaars meer met elkaar gemeen hebben dan je op het eerste oog zou zeggen.
Het werk van Ben Sleeuwenhoek (1951) is heel nauwkeurig opgezet. Duidelijk gaan er voorstudies aan vooraf. De beelden zijn constructies met daar af en toe een motief zoals de vogels die ook op ander werk herhaald wordt. Het zouden zelfs sjablonen kunnen zijn. De herhaling is nog niet dermate dat het beeld inhoudelijk wordt uitgehold maar het is Sleeuwenhoek duidelijk niet te doen om het afbeelden van bijvoorbeeld de vogel zelf.
Er is verder niet zo heel veel te zien op de grote doeken, merendeel van het werk bestaat uit kleurvlakken gekaderd door die constructies. Daarmee gebeurt er alleen wel veel op het doek. Hoe eenvoudig het ook lijkt, de monochrome stukken, de constructies en picturale elementen gaan wisselwerkingen met elkaar aan die niet zo zeer schilderkunstig zijn maar eerder beeldend analytisch van aard.
Hoe verhoudt de ene beeldende uitspraak zich tegenover het andere. Hoe worden onderdelen zichtbaar tegenover dat andere.
Daar zit eigenlijk de grootste link tussen het werk van Sleeuwenhoek en dat van Bytebier, beide gaan op conceptuele wijze om met vraagstukken over hoe dingen zichtbaar zijn, door middel van de schilderkunst.
Laat een reactie achter;