Ik begrijp die twee oude dames wel hoor, geluiden van fascinatie voor het geduld en hoeveelheid energie die Georgie Russel (1974) in haar werk steekt. Met een mesje snijdt ze foto’s, papier, boeken en doek tot tactiele kunstwerken. Het is begrijpelijk dat mensen dit mooi vinden.
De breedte van het werk houdt op met die esthetiek. Ondanks de diversiteit aan vormen en formaten worden de werken al snel inwisselbaar voor elkaar. Haar techniek is een sausje dat over een vorm heen gegoten kan worden. Mooi effect, maar los van daarvan blijft er maar bar weinig over. Na één versneden boek geloof je de andere ook wel. Ze had nog iets met de inhoud van het boek kunnen doen maar verder dan de titel komt het niet. Dat de hoeveelheid werk op een groot canvas indrukwekkend is, is ook een weggevertje. (Het persbericht kon het ook niet laten te vermelden dat ze er wel twee maanden aan gewerkt had als legitimering van het werk) De hele tentoonstelling schreeuwt bijna van de inhoudelijke armoede.
Die twee dames die voor mij door de zaal heen liepen hebben alleen wel gelijk. Het is wel mooi. De foto’s van de zee die blijven bewegen. De boeken die een heuse explosie blijken te bevatten. Het is ook juist het gebrek van betekenis wat deze werken zo mooi maakt. Ze zijn een echo van het kijken naar de zee, in al zijn eenvoud. Hoe de golven steeds maar weer het strand op spoelen. Daar kan ik ook uren naar kijken…
Laat een reactie achter;