De eerste paar decennia van de 20e eeuw zijn enorm interessant. Vanuit het impressionisme duikelen de stromingen al snel over elkaar heen. Nog voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog heb je Fauvisme, Expressionisme, Kubisme en Futurisme. Al snel daarna volgen de Suprematisten, De Stijl (waaruit het Bauhaus ontstaat) en Dada (waaruit al snel het Surrealisme ontstaat).
Met de uitvinding van deze Avant Gardes werden de traditionele ideeën over schoonheid overboord gezet. Niet langer stond ambacht centraal, maar juist werd er gekeken naar wat een kunstenaar meer kon doen dan een slaaf zijn van het navolgen van de werkelijkheid.
De kunstgeschiedenis is geen absoluut en lineair verhaal. Dada was vooral in Zürich, Futurisme was aanvankelijk vooral in Parijs en Italië. De Stijl had een oplage van maximaal 300 stuks en zal ook niet direct heel Nederland veroverd hebben. Er waren op dat moment heel veel zijwegen gaande en elk dachten ze de absolute waarheid in te verkondigen. In al dat geschreeuw is het eenvoudig om de meer stille stemmen over het hoofd te zien.
Eén van die stemmen is die van Jan Mankes (1889-1920) die precies zijn hoogtijdagen heeft op het moment dat De Stijl hard aan de weg timmert. Mankes was in zijn tijd geliefd. Zijn poëtisch geschilderde werken vonden gretig aftrek. Helaas voor Mankes was een combinatie van Tuberculose en Spaanse Griep hem op 30-jarige leeftijd fataal geworden. Hij heeft in de jaren ervoor ongeveer 150, hoofdzakelijk kleine, schilderijen gemaakt. Een aanzienlijk deel ervan is nu te zien in Museum More.
Dat veel van zijn werk zo klein is, is geen verbazing. In zijn werk is weliswaar de penseelstreek zelden te traceren, de potloodlijnen die hij op het einde van zijn werk er nogmaals opzette zeker niet. Omdat de voorgaande lagen verf minder absoluut geweest zijn met kleine kleurverlopen maken de lijnen een heldere afbakening van de delen mogelijk. Tegelijk maakt het ook dat sommige vlakken gloeien, soms licht lijken te geven, en een dromerige sfeer geven aan het geheel. Het geeft een contrast tussen zachtheid en een zuivere afbakening ervan. Doordat deze werken zo klein zijn blijven ook de dunne potloodlijnen iets fragiels houden. En dus versterkt het bovengenoemde effect.
Het enige grote werk in de tentoonstelling is het Stilleven met buffelschedel. Hoewel het naar hedendaagse maatstaven alsnog een bescheiden formaat is, zie je hier hoe Mankes duidelijk minder goed uit de verf wist te komen. De potloodlijnen zijn lomper. Ook het gebrek aan detaillering maakt dat het de sferische werking van kleinere werken niet haalt.
De bescheiden formaten maakt dat het hele overzicht in een compacte zaal kan plaatsvinden. Het had overigens ook anders gekund, sommige werken hebben de picturale kracht dat ze in hun eentje een complete zaal hadden kunnen vullen. De presentatie nu maakt dat je misschien wel snel denkt te zijn uitgekeken.
Want er valt veel te zien in deze kleine werkjes. Hoe eenvoudig de werken ook lijken, ze zijn enorm intens geschilderd. Het past bij de opvatting dat kunstenaars via de werkelijkheid uitdrukking kunnen geven aan gevoelens. Het is een cliché, en in veel gevallen is het daarom oersaai. Maar van Jan Mankes ken ik geen tweede. Nauwkeurige bestudering van de gekozen onderwerpen maakte dat hij met kleur en vorm die onderwerpen in een nieuw licht kon plaatsen.
Dit overzicht van Mankes is een mooi eerbetoon aan een schilder die 100 jaar geleden overleed. Misschien dat we nu we toch andere kunstgeschiedenissen weer meer waarderen zijn werk daar ook in opnemen. Want hoewel De Stijl dan misschien op hetzelfde moment heel andere opvattingen had over kunst dan die van Jan Mankes, doen ze er allebei even zo goed toe.
Dit overzicht is nog tot en met 25 oktober te zien bij Museum MORE te Gorssel.
Laat een reactie achter;