In iets meer dan tien jaar timmerde hij een van de belangrijkste oeuvres in elkaar in naoorlogs België. Marcel Broodthaers (1924-1976) begon pas op latere leeftijd met het beeldend kunstenaarschap. Eerst begon hij een carrière als dichter. Om rond te komen werkte hij als journalist en fotograaf en als hotelportier. Als dichter had hij echter niet veel succes en besloot in 1964 het roer om te gooien en kunstenaar te worden. Hij nam de stapel dichtbundels die hij maar niet verkocht kreeg en dompelde ze in het gips. Ineens waren de uitgaves veranderd in het kunstwerk Pense-Bête.
Ondanks dat hij vanaf dat moment strikt genomen geen dichter meer is blijft hij gebruik maken van taal in zijn werk. Het woord ‘La Moule’ (wat zowel mossel als gietvorm/mal betekend) gebruikt hij veelvuldig en ook in de dubbelzinnigheid ervan. De link met ‘Ceci ce n’est pas une pipe’ van Magritte die eveneens de spanning tussen taal en beeld centraal stelt is voor Broodthaers ook duidelijk een ijkpunt. Of zoals hij zelf zei; “Een mossel verbergt een mal en vice-versa. De pijp van Magritte is de mal van de rookpluim”.
Het in het gips gieten van zijn dichtbundel is niet enkel een subversieve daad, hij vraagt ook steeds wat de betekenis van het kunstwerk is. Wat is dat eigenlijk, kunst? En vervolgens, wat is dan dat museum waar het terecht komt? Wat is dat museum eigenlijk?
Het zijn deze vragen die zijn werk nu nog altijd relevant maken. Meer dan ooit wordt de autoriteit van musea bevraagd. De afgelopen jaren zijn er dan ook grote overzichtstentoonstellingen geweest van zijn werk waaronder in het MoMA, het Reina Sofia en Fridericianum.
België mocht in die opleving uiteraard niet achter blijven. Juist Broodthaers maakt veel gebruik van de Franse taal en Belgische context, die betekenis gaat bij vertalingen vaak ten dele verloren.
Het overzicht dat nu in het MuHKA te zien is toont naast de bekende mosselpotten en eieren vooral ook veel werk dat minder bekend is, of werk met een heel nadrukkelijke band met Antwerpen waar hij natuurlijk ook exposeerde en op de context van Antwerpen reageerde. Niet alleen zijn er bruiklenen van naburige musea, maar ook veel particulieren en archiefstukken. Voor de liefhebbers van zijn werk zijn hier dus veel werken te zien die heel nieuwe aspecten van het oeuvre belichten die bij de eerdere presentaties volledig buiten beschouwing bleven.
Het zijn juist de rafelranden van zijn oeuvre die deze presentatie zo interessant maakt. Natuurlijk is er niets tegen de bekende mosselpannen, eieren en koeien-prints, maar die komen wel vaker voorbij. Het zijn juist die dingen die je niet al zo vaak ziet die context bieden aan het oeuvre van Broodthaers.
Of Broodthaers straks net zo iconisch wordt dan zijn illustere voorganger Magritte valt te betwijfelen, maar zeker en vast draagt deze tentoonstelling bij aan de voortgang ervan. Straks heb je een afbeelding van een mosselpot op je koekentrommel.
was er ook niet iets met een dromedaris of een kameel ?