De afgelopen maanden kwam ik nauwelijks toe aan schrijven, ik was simpelweg te druk bezig in het eigen atelier. Maar er waren nog een paar tentoonstellingen die ik bezocht in dezelfde periode als de eindexamenexposities waarvan deze van Hannah van Bart (1963) er met kop en schouders bovenuit stak.
Het werk van Hannah van Bart is in Nederland slechts spaarzaam zichtbaar geweest het afgelopen decennium. Ik ken het werk hoofdzakelijk via reproducties op het web en dan met name de portretten. Aantrekkelijk zijn de figuren meestal niet, al is onaantrekkelijk weer het andere uiterste. Vlotte penseelstreken worden afgewisseld met weerbarstige fragmenten waar in gepoetst of overschilderd is. Onmiskenbaar werk, maar toch krijg ik er de vinger niet helemaal achter. Het werk is te schilderkunstig dat de portretten in de traditionele zin toe doen, daar tegenover de portretten zijn te veel een karakter om bij voorbaat weg te wuiven als irrelevant. Het zijn wel echt mensen, al herken ik ze niet.
Maar een schilderij in het echt zien, geeft vaak veel meer bloot dan een enkele foto. En hoewel het werk van Hannah van Bart dat niet direct doet vermoedden op het eerste gezicht, is dit bij uitstek werk dat je in het echt moet zien. Het zijn geen portretten, maar fictieve karakters die tot ons spreken. Weerbarstig als ze zijn, zijn ze tegelijk open en charmante persoonlijkheden. Toegankelijk met elk zo zijn eigen grilligheden, soms in de figuratie, soms in de verf.
Het zijn met name de andere type werken dan de portretten die dat goed laten zien. Met groots gemak tovert Van Bart duistere boslandschappen op het doek. De verf wordt soms nerveus, soms soepel op het doek gezet in verschillende tonen. Het geheel overtuigt als een boslandschap maar in de details zie je verstopte vogels of momenten waar met heel weinig verf, uitermate veel gesuggereerd kan worden. De doeken zijn doorwerkt, maar nergens zie je echte worsteling. Het blijft allemaal een open karakter houden.
Als je na het zien van die werken weer kijkt naar die portretten vallen vergelijkbare vondsten op in de portretten. Een trui met horizontale strepen blijkt een kalligrafisch spektakel te zijn. Het fragment van een mauw opgebouwd uit een okergele veeg op zwart had een schilderij op zichzelf kunnen zijn. En zo zijn er heel veel momenten van een schilderkunstige helderheid die het menselijke figuur een extra vleugje karakter geven. Het zijn vondsten die samenvallen met het onderwerp en zo elkaar versterken.
Daar komt dan de locatie nog eens mooi bij. Want het Landhuis is, ook al is het echt een landhuis, heeft ook een zelfde menselijkheid. Geen gigantische museale zalen maar kamers gemaakt voor mensen, met deuren, ramen en een open haard. De muren die bedekt zijn met een doek, laten toch zo de door de tand des tijds hun achtergrond zien, zoals dat ook weer in de werken van Van Bart gebeurt. Sommige kamers lijken een gele ondertoon te hebben, andere juist weer een roze of een grijze. Het werkt prachtig mee met de schilderijen die daarom nog menselijker worden dan ze al waren. En zeker meer passend dan ze in de traditionele white cube zouden zijn.
Hoewel de geportreteerden geen van allen lijken te bestaan, zijn het heel menselijke figuren. Schilderijen waar je een gesprek mee zou kunnen voeren als mens, en in mijn geval ook als schilder.
Deze tentoonstelling was te zien tot en met 20 augustus bij Landhuis Oud Amelisweerd in samenwerking met het Centraal Museum. Momenteel is er een presentatie van Han Schuil te zien.
Laat een reactie achter;