Dit historische overzicht vanaf de jaren ’20 toont hoe een grote bevolkingsgroep dat gebukt onder een slavernijverleden, structurele armoede, segregatie en racisme in de VS een eigen kunstgeschiedenis formuleerde. Dat bovengenoemde gruwelijkheden terug te vinden zijn in de oeuvres van die kunstenaars mag dan ook geen verrassing zijn. Met name in de beginperiode is het duidelijk een positionering tegenover, en een afrekening met het slavernijverleden, en daarbij de onmenselijkheden die voor veel van deze kunstenaars een alledaags verschijnsel moet zijn geweest.
Het is verleidelijk om deze kunstgeschiedenis vanuit het perspectief van de ondergewaardeerde zwarte kunstenaars te legitimeren vanuit de actualiteit van George Floyd, Black Lives Matter, enzovoorts. Toch doen we daar het werk mee te kort, want het tegenovergestelde doen we ook niet. Het structurele racisme dat de Afro-Amerikaanse gemeenschap ten dele viel is uiteraard wel de oorsprong van deze parallelle kunstgeschiedenis. Traditioneel kunstonderwijs was niet toegankelijk en ook de actuele discussies in de (vroeg)moderne kunst zal hun een groot deel voorbij gegaan zijn. Ze moesten hun eigen parameters uitzoeken en zijn zo uitgekomen bij totaal andere ideeën en criteria voor wat die kunst dan kon en moest zijn. En hier wordt het dus interessant, het is niet een ontkenning van de algemeen overheersende kunstgeschiedenis van abstractie, conceptualisme en postmodernisme. Maar met totaal andere opvattingen.
De wereld onthoudt niet de zoveelste abstract expressionist, pop-art kunstenaar, of minimalist. De overheersende stromingen leverden in het verleden vooral veel van hetzelfde op met enkele uitschieters. Philip Guston zou als abstract expressionist bijvoorbeeld nooit in de kunstgeschiedenisboeken zijn blijven hangen. Maar zijn eigenzinnige cynische stripachtige werken later wel. Min of meer hetzelfde is het geval voor veel van de kunstenaars in deze tentoonstelling bij KAdE. Hoewel er niet vrijwillig voor gekozen was, moesten ze los van de “officiele” stromingen hun eigen weg vinden.
Deze eigen weg vind haar oorsprong in de publicatie van The New Negro van Alain Locke. Een boek die een verzameling is van non-fictie, poezie en essay’s is een duidelijke aanzet voor artistieke kracht vanuit de Afro-Amerikaanse gemeenschap zelf. Niet gebukt gaan onder slachtofferschap (the Old Negro), maar geloven in de eigen kracht en identiteit (the New Negro). Dit zelfbegrip in relatie tot het politieke landschap is een rode draad dat door alle getoonde werken in de tentoonstelling heen sijpelt. Vergeleken met de de reguliere kunstgeschiedenis die na Duchamp’s urinoir voor velen onbegrijpelijk werd, zijn veel van de getoonde werken hier heel toegankelijk. Hier zijn geen moeilijke filosofische vraagstukken. Geen lange teksten die een alledaags object een nieuwe betekenis moeten geven. Als werk een betekenis heeft is deze vaak in tekst expliciet in het werk en dan veelal politiek activistisch van aard. Of nouja, als je burgerrechten politiek moet noemen. Als dit niet expliciet aan de orde is, zijn het vaak werken waarin de biografie van de maker of zijn naasten centraal staat. Allemaal werken die dicht bij de makers staan en daarmee ook intens. Veel werken tonen momenten uit de eigen ervaringen en geven deze op expressieve wijze weer, dat met alle mogelijke effecten die mogelijk zijn om deze momenten nog intenser te maken. Vaak met behulp van contrastrijk kleurgebruik en grafische beeldoplossingen. Collagetechnieken en verzadigde kleuren komen dan ook veel aan bod. Pas sinds de laatste eeuwwisseling zie je dat dit kunstdiscours en de reguliere Westerse meer samen begint te komen. Kunstenaars als Kara Walker en Kerry James Marshall zijn nu algemeen bekende household names ook buiten de gekleurde gemeenschap. Maar ook bij hen is de oorsprong duidelijk terug te traceren in wat er in de vroege jaren plaatsvond.
Sommige van de kunstenaars waarvan hier werk getoond wordt kende ik enkel van fotografische reproducties en het is dan ook bijzonder dat met name een grote hoeveelheid vroege werken hier te zien zijn. Sommige van deze kunstenaars zijn in enkele jaren tijd van vrijwel geheel onbekend tot de vaste opstelling van het MOMA geraakt en het is dan ook bizar dat sommigen tot dusver nog nauwelijks getoond zijn in Europa.
Het geheel is een verfrissende tentoonstelling. Er is te zien wat kunst ook kan zijn behalve het bekende riedeltje van de avant garde, modernisme en post-modernisme. Het geeft een inkijkje in een wereld waar kunst ook lekker mag zijn, mooi en kleurrijk in alle opzichten. Dat kunst soms activistisch kan zijn zonder moeilijk te zijn, soms bij het banale af, maar daarmee niet minder belangrijk. Oftewel, dit kan allemaal ook interessante kunst zijn die je als toeschouwer op een andere manier kan doen nadenken over wat het is om mens te zijn.
Dit is geen belangrijke en goede tentoonstelling omdat het werk toont van gekleurde kunstenaars, of van mensen met een gruwelijke achtergrond, maar simpelweg omdat hier waardevolle ideeën te vinden zijn over wie we zijn als mens. Wij allemaal. Allemaal.
Hier volgt een beeldverslag van wat er zoal te zien is. Maar uiteraard, ga vooral zelf kijken.
Deze tentoonstelling is nog te zien tot en met 30 augustus bij KAdE te Amersfoort. Overigens is de catalogus, geschreven door de curator Rob Perrée een aanrader voor wie wat extra historische context wil.
Laat een reactie achter;