In de duisternis van de nacht dwaalt een vleermuis door de hemel. Het blinde zoogdier oriënteert zich in de lucht door gebruik te maken van geluiden tussen de 15.000 en 120.000 hertz. Voor het menselijk gehoor is hij zo stil als een muis, voor het vliegende wezen zijn deze hoge geluiden van levensbelang. Het is op zoek naar een prooi in de gedaante van een insect.
Met regelmaat worden deze piepjes de wereld in gestuurd. In eerste instantie om van zichzelf te begrijpen waar deze zich begeeft. Hoe ziet de wereld er uit, en waar bevindt het zelf zich op dat moment.
Soms heeft de vleermuis geluk. Zodra de hoge frequenties een insect raken worden deze met enige vertraging teruggekaatst richting de oren. Afhankelijk van de gewenste maaltijd zal de vleermuis het geluid en het gehoor afstemmen om zo de juiste prooi exact te lokaliseren. Na dat insect door de echolocatie is gevonden, nadert het einde van het bestaan voor de prooi. Op een gemiddelde nacht zal de vleermuis op deze wijze 300 insecten verorberen.
De manier waarop deze vleermuis kennis over de wereld om zich heen verzamelt heeft veel gemeen met hoe de kunstenaar dat doet met zijn werk. Deze maakt een tweeledige vorm van echolocatie mogelijk.
Allereerst is het de kunstenaar die zichzelf begrijpt en positioneert dankzij het werk. Tijdens en na het maken ervaart de maker door terugkoppeling hoe het werk en de kunstenaar zelf zich manifesteren in de wereld. De kunstenaar zelf is een vleermuis, het werk zijn de ultrasone geluiden.
Ten tweede is er de mensheid als geheel die zichzelf kan begrijpen door het aanschouwen van de geluiden die de kunstenaars produceren. Kunstenaars kunnen de wereld een spiegel voorhouden hoe deze is, zou kunnen zijn, of hoe deze begrepen zou kunnen worden. Het is aan de maatschappij om op basis daarvan te reageren.
Wat de kunstenaar en de vleermuis verder delen is de vertraging die altijd aanwezig is. De terugkaatsing van de ultrasone geluiden van het schemerdier zijn niet direct, zoals ook de artistieke productie van kunstenaars nooit direct zijn inwerking heeft. Hoewel die vertraging voor vleermuizen wellicht niet ideaal is, kan deze vertraging juist voor beeldende kunstenaars handig zijn. Hiermee wordt niet alleen het heden begrepen, maar ook juist het directe verleden kan hiermee een beter begrip krijgen.
Deze vertraagde terugkoppeling is nadrukkelijk onderdeel van het werk van Giel Louws (1975). De afgelopen tijd heeft Louws gewerkt aan het combineren en het hernemen van werken van de afgelopen twintig jaar. Dit om zowel zijn werk als zichzelf door die tijd heen beter te begrijpen. De werken gaan over hem zelf als mens en als kunstenaar.
Zelfportretten, verzamelde citaten, verf op een lap textiel, abstracte composities, schragen in alle soorten en maten, een schilderkrukje, keramische schilderdoeken, imitaties van stenen, kommetjes van papier en nog veel meer. Het wordt allemaal in constellaties getoond in een tiental OSB-houten kasten op schragen. De open geslagen deuren nodigen uit om een blik te werpen op de uitgestalde schilderijen en objecten. De diversiteit onthult dat er door de jaren heen veel gebeurd is in het oeuvre van Louws.
Omdat de werken bij elkaar geplaatst zijn in compacte ruimtes is het onmogelijk om ze op zichzelf te bekijken. Het gaat hier niet langer om het enkelvoudige beeld dat alle betekenis in zich zou dragen, maar de betekenis die zich tussen al die beelden in verbergt. Ze leggen de dwingende vraag aan de toeschouwer op wat de betekenis tussen de beelden is en waarom deze bestaat. De constellaties van Louws zijn in die zin raadselachtig, maar de kijker staat niet geheel met lege handen in het ontrafelen van hun betekenis. De zelfportretten verwijzen duidelijk naar de kunstenaar als mens, hoe ziet de kunstenaar zichzelf en wie is hij. De objecten zoals het krukje en de keramische schilderdoekjes verwijzen naar het kunstenaarschap, de kunstenaar die met diepe focus op het stoeltje zit te zwoegen op al die schilderijen. De abstracte composities verwijzen naar de fundamentele aspecten van de schilderkunst zoals het onderzoek naar penseelstreken en de dragers. De kasten zelf doen denken aan rariteitenkabinetten uit het verre verleden waarin objecten werden uitgestald die onder andere iets zouden zeggen over de wereld. Zo komen diverse ingrediënten van de mens, de kunstenaar, het kunstwerk en het presenteren als onderwerpen aan bod, allemaal vervlochten met elkaar.
De tien kasten zijn te begrijpen als de losse hoofdstukken uit de autobiografie van Giel Louws, de kunstenaar, de schilder, de mens. Louws is niet enkel de hoofdrolspeler geworden van zijn eigen werk voor hem zelf, maar ook voor de lezer. Daar is de kunstenaar zich van bewust, Louws zoekt bedachtzaam naar de juiste balans tussen het persoonlijke en het universele. Ieder hoofdstuk ontvouwt aspecten die niet blijven hangen in individuele zielenroerselen en verzanden tevens niet in voorspelbare algemeenheden. Die werken zijn er misschien wel, maar door de combinaties krijgt het sentimentele een objectieve laag, en het banaal objectieve een poëtische kwaliteit. Hoe Louws dat doet, zegt natuurlijk veel over hem zelf, maar ook over ons als toeschouwer. Zo is bijvoorbeeld het gebruikte OSB hout een weinig poëtisch materiaal, maar wordt hier een esthetische drager in de vorm van kasten waarin diverse facetten van een mens een plaats krijgen. Het confronteert de toeschouwer met zijn vooraannames van vanzelfsprekendheden zoals over die van het plaatmateriaal of juist bijna sentimentele voorwerpen zoals het romantische schilderkrukje.
Om deze verrijking van betekenis mogelijk te maken heeft de kunstenaar die eerder genoemde uitersten nodig. Omdat Louws de afgelopen jaren in zijn praktijk het objectieve, het subjectieve, het poëtische et cetera eigen heeft gemaakt kan hij ze hier nu tegen elkaar uit spelen. Het had wat dat betreft niet eerder gekund, er moest een hoeveelheid werk gemaakt worden. Er moest afgerekend worden met sentimentaliteit en er moest afgerekend worden met zakelijke objectiviteit. Er moest veel gemaakt worden zodat hij nu kan zijn wat er gebeurt is door de jaren heen. Dat wil niet zeggen dat Louws enkel is gaan kijken naar wat hij de afgelopen jaren gemaakt heeft en deze lukraak in de kasten geplaatst heeft. In het proces van het samenstellen van de kasten bleek dat sommige werken aangepast, verscherpt of verbeterd moesten worden.
Deze werken zijn niet enkel een terugblik op productie van de afgelopen decennia. Het is passender om het te begrijpen als een vertraging daarop. Ook al zijn werken tot op zekere hoogte oud, ze krijgen nu een betekenis die verder rijkt dan de sensatie van het moment waarin ze tot stand kwamen. De focus ligt daarnaast niet meer op het ene werk zelf, maar hoe deze zich gedraagt tegenover de anderen. Het is daarmee niet alleen een vertraging in de zin dat het werk ouder kan zijn, maar ook in het begrijpen van het werk omdat het pas betekenis krijgt door de relaties die het aangaat met het andere werk. De belangrijkste missie van Louws is niet meer het maken van het werk, maar het bedachtzaam samenstellen van die werken. Het gaat om kijken welk werk past bij welk werk, wat de balans is tussen het persoonlijke en het universele.
Deze tentoonstelling toont een zoekende kunstenaar bij wie het werk steeds opnieuw de weg wijst naar wat een volgende werk kan zijn. In het licht van het ene beeld ontvouwt zich het volgende, voor de kunstenaar, de mens en de toeschouwer.
Deze tentoonstelling is nog tot en met 18 september te bezoeken bij HulstArt te Hulst.
prachtige tentoonstelling, fijne tekst en dito foto’s van niek doen er recht aan. dank voor de post . . .