Het recente werk van Daniel Richter (1962) kende ik eigenlijk enkel van reproducties. Wilde schildersgebaren in bonte kleuren. De figuratie die eerder zo prominent aanwezig was in zijn werk is zo goed als verdwenen. Er zijn fladeren van ledematen te zien. Alsof een fresco van de Sixtijnse Kapel door de blender is gehaald en vervolgens de kleuren optimaal verzadigd worden. Of als Les Demoiselles d’Avignon op steroïden.
Op reproducties moeilijk af te wegen hoe de werken daadwerkelijk zijn. Hoe ‘gekunsteld’ zijn de schilderijen nu in het echt? Dat blijkt in de praktijk minimaal te zijn. Het zijn ogenschijnlijk vlotte, rake werken. Het vloekt en schuurt maar het blijft optisch in balans. Ieder rondvliegend ledemaat heeft een tegenhangen in kleur, vorm of een ander ledemaat. De achtergrond is hierbij essentieel, banden van kleur op het kale linnen. Het zorgt voor een ondertoon die door het gehele schilderij verdeelt terugkomt, zoals de oude meesters dat bijvoorbeeld deden met een bruine onderlaag. Niet overal zie je hem, maar globaal is deze in alle hoeken van het werk te zien. Ook hierdoor blijft er een balans in het werk.
Het is fijn om de werken in het echt te zien, niet alleen om zo te zien hoe het geschilderd is, ook de randen zijn opvallend. Op opmerkelijke plekken lijkt hij zijn kwast of, en dat is waarschijnlijkder zijn paletmes, te hebben afgeveegd.
De werken van Daniel Richter zijn nog tot en met 6 januari te zien bij GRIMM te Amsterdam
Laat een reactie achter;