[Inzendingen zijn altijd welkom, zeker als ze van plekken zijn die zelden of nooit te vinden zijn in de andere media. Zo zond Lorelinde Verhees me onlangs het volgende toe. Ik ben nog nooit bij het Goethe Instituut geweest. Ik dank Loreline voor haar inzending.]
Tijdens de Rotterdamse Museumnacht bracht ik een bezoek aan de eennachtstentoonstelling BILD die, kort samengevat, handelt over de hedendaagse rol van het beeld en de bewuste maar ook onbewuste beïnvloeding hiervan op onze smaakvorming. [wat een goed punt is, daar horen we opmerkelijk weinig over maar is van een enorm belang.]
Bij binnenkomst in de hal stond een videowerk van Constant Dullaart (1979) opgesteld. In het werk zien we een man (Dullaart zelf?) bezig met het mysterieus ronddraaien en opschuiven van wat gewone ontbijtbordjes lijken. Het werk lijkt te gaan om het fysiek uitbeelden van het ‘processing’ icoontje op de computer. Het icoontje waar je op moet wachten is uitgerekend het enige waar echt beweging in zit. Esthetisch gezien refereert het werk aan de amateuristische filmpjes van het internet.
Dat de kunstenaar zelf bezig is met de verplaatsing van de bordjes heeft iets weg van een slapstick. Het kan een mooie gedachte zijn om ons (via een tikje flauwe humor, dat wel) stil te laten staan bij onze relatie tot techniek en de keuze die de mens maakt om zich zo vergaand mee te verbinden. Die relatie mens-techniek of mens-machine is zo intuïtief aan het worden, dat het interessant wordt om er, door middel van digitale technieken en analoge bewegingen, de aandacht op te vestigen.
In de gang hangt het werk van Antje Peters (1979), bestaande uit twee grote ingelijste foto’s, een aantal tearsheets uit een glossy blad, en tl-buizen die schuin aan de muur zijn bevestigd.
De foto’s en tearsheets zijn stillevens, die op het eerste gezicht precies reclamefoto’s lijken. Bij beter kijken ontbreken er essentiële dingen als merknamen, slogans en andere kenmerken van reclame, zoals consequente beeldlogica.
De maat van de twee grote werken (XV Illusion, 2011 en 06/06 IV Ads, 2008) valt op. In de kunstfotografie zijn grote afdrukken inmiddels gangbaar, denk aan Jeff Wall, Thomas Demand, Andreas Gursky, Wolfgang Tillmans en vele anderen. In de reclame zijn grote afdrukken ook zeer gebruikelijk.
Zo kan je dit werk als kunstfotografie en reclamefotografie tegelijk lezen, maar de context is wat vreemd voor reclamefotografie, en het beeld is wat vreemd voor kunstfotografie. Dit zorgt voor een kort moment van patstelling, waarin het werk zich in mijn hoofd kan vastzetten.
De fotografische conventies worden op een vrij radicale manier teruggespeeld naar de toeschouwer. Om te begrijpen waar het werk daar nog achterliggend over gaat, kwam de volgende vraag in me op; wat betekent de ironie in deze werken? De (zelf-)reflectieve observatie toont zich koel, maar drukt engagement uit: met het medium en met de realiteit.
Het werk ‘Forecast’ van Anne de Vries (1977) is te zien in een zijzaaltje. Het is een projectie op de hele rechtermuur, waarin verschillende foto’s van een blauwe lucht met witte wolken op ons af komen in een rap tempo. Er is een soundtrack van stemmen te horen, die niet goed te verstaan zijn. Je zou kunnen denken dat dit werk gaat over de digitale realiteit van het beeld, waarbij puzzelstukjes van een beeld in elkaar gezet en uit elkaar gehaald kunnen worden. De niets-aan-de-hand screensaver-achtige zomerlucht contrasteert met de implicaties die de digitale revolutie heeft op alle informatie. Het weer visueel maken van de onzichtbare versplintering en versnelling van wat uiteindelijk visuele informatie is, vind ik een interessant uitgangspunt. Dit levert een soort koele, op hol geslagen bewegende fotobeelden op, tegenstellingen die wat zeggen over de dagelijkse realiteit en de staat van de fotografie.
De tentoonstelling is niet meer in zijn geheel te zien. Het werk van Antje Peters is nog tot 15 mei te bezichtigen bij het Goethe-Instituut Rotterdam.
Laat een reactie achter;