In de hedendaagse kunst grijpt het globalisme om zich heen. Het discours wordt meer en meer gebaseerd op internationale key-moments waaronder biënnales, grote beurzen en veilinghuizen. Daarmee lijkt de kunst een internationaal aangelegenheid te zijn. De indexatie van kunst wordt bepaald aan de financiële waarde die aan een werk gekoppeld wordt. De intrinsieke betekenis van een werk lijkt steeds minder relevant. Toch is die betekenis vanuit de kunstenaar natuurlijk wel aanwezig, hedendaagse kunst komt niet uit de lucht vallen. De betekenis van een werk is geworteld in de geschiedenis en de cultuur van daar waar de kunstenaar vandaan komt en invloeden uit heeft. Dit artikel probeert een inzicht te bieden in hoe het lokale en het globale zich tot elkaar verhouden en hoe dat zich zou kunnen doen in de nabije toekomst.
De opkomst van het globalisme gaat samen met de ontdekking van Amerika en iets later de oprichting van de VOC wat de eerste echte multinationaal werd. Schepen doorkruisten oceanen en brachten naast slaven, porselein en kruiden soms ook dieren mee. Giraffen, neushoorns en olifanten waren heuse attracties voor het volk. Het was dan ook niet vreemd dat kunstenaars soms ver reisden om die dieren te zien in het echt zoals Dürer die vanuit Duitsland naar Walcheren reisde voor een walvis. Via de schepen kwam de wereld de havens binnen. Er was sprake van een integratie van elementen die niet inheems waren, een eerste aanzet tot globalisme.
Inmiddels reizen we niet van de ene kant van Europa meer naar de andere kant voor een echte giraf of olifant. Die hebben we als kind al gezien in de dierentuin en inmiddels zien we ze op Discovery, National Geographic en anders wel het internet. In principe hebben we geen lange reis meer nodig, in enkele secondes kunnen we iets uit China naar hier halen. De enige rede om naar Afrika te gaan om een olifant te zien is omdat je er dan een ziet in zijn natuurlijke omgeving.
Ook werden dieren vanuit verre landen naar Nederland gehaald, andersom gebeurde dat natuurlijk ook. Zo besloot Thomas Austin in 1859 dat het wel leuk was om op konijnenjacht te gaan zoals hij vroeger deed in Engeland. Er was alleen een probleem, er waren geen konijnen op heel Australië. Hij vroeg zijn broer er 24 mee te nemen vanuit Engeland. Deze liet hij vervolgens los bij zijn landgoed bij Victoria en het jachtplezier kon beginnen. Dat niet alle konijnen door Austin en zijn vrienden zijn neergeschoten moge duidelijk zijn. Al jaren kampt Australië met een serieuze konijnenplaag. Het continent herbergt geen natuurlijke vijanden en gezien de enorme snelle voortplanting is er ook niet tegen op te vechten. Een hekwerk van 3000 kilometer en een dodelijk virus hebben niet kunnen voorkomen dat de 24 konijnen zijn uitgegroeid tot een miljoenenplaag. Er is geen sprake van een verrijking maar van een catastrofe voor het continent. Het ophalen van de konijnen bleek geen duurzame investering voor de omgeving van Victoria.
In de cultuur hebben ook duurzame verrijkingen plaatsgevonden tussen verschillende culturen. Soms levert dat mooie vreemde effecten op zoals het Chine de Commande, porselein speciaal vervaardigd voor de Europese markt in de Gouden Eeuw. Chinezen waren namelijk niet zo goed in het schilderen van westerlingen en die zagen er op het porselein dan ook vreemd uit. Er is dus sprake van een synthese tussen twee culturen. Maar dat is nog geen integratie van twee culturen. De betekenis is voor de Chinezen van een heel andere aard dan hoe datzelfde bordje werd geïnterpreteerd door de Nederlanders thuis. Voor de Chinezen was het simpelweg een Chinese mythologie in een Europees pakje of een “westers plaatje”, voor de westerlingen was het een toonbeeld van welvarendheid om mee te pronken, in de hoop dat de buurman minder borden op de schouw had staan dan jij.
Tegenwoordig komen er zonnepanelen voor dumpprijzen op de markt in Europa vanuit China. Niet alleen ondermijnd het met de dumpprijzen de lokale zonnepanelen-markt, ook zijn de panelen netto juist milieu-onvriendelijker omdat het maken en verschepen van de panelen meer kost aan duurzaamheid dan dat het oplevert. De panelen die in (de plaatselijke omgeving in de vorm van) Europa gemaakt worden besparen netto wel energie en dragen bij aan duurzaamheid. Het ophalen van zonnepanelen blijkt dus ook geen duurzame investering en gebeurt enkel vanuit financiële overwegingen.
Het is dan ook niet vreemd dat iemand in Nederland werk koopt van een Chinese kunstenaar. Het grote voordeel van de huidige situatie is dan ook dat het niet meer uitmaakt waar je als kunstenaar vandaan komt of waar je kopers zitten. Kunst kan nu overal vandaan komen zo lijkt het. Alleen, de betekenis van het werk is niet overal hetzelfde, en ook niet overal even evident. Want culturele verschillen zijn er nog altijd. Hoe duurzaam is de betekenis dan van het werk?
De duurzaamheid van betekenis van een cultuurproduct is niet het gevolg van een internationaal kunstdiscours. Er is geen consensus aan betekenis mogelijk omdat alle plekken simpelweg een andere cultuur hebben. In Nederland hebben we de Gouden Eeuw, in de VS is er Thanksgiving. In Nederland zijn we minder bekend met Thanksgiving dan met de Gouden Eeuw, andersom geldt het even zo goed. Zo is ook de betekenis van een kalkoen daardoor significant anders. In Nederland beschouwen de kalkoen eerder als een onderdeel van een pronkstuk. In de VS is het een teken van culturele uitwisseling doordat Indianen de oogst toch lieten in 1621. Het is voor de betekenis niet duurzaam om een kalkoen met de betekenis van culturele uitwisseling in een cultuur te poneren waar de kalkoen geldt als pronkstuk. De betekenis van een beeld is dus geworteld in haar afkomst of hoe betekenis geïnterpreteerd wordt door de ontvangende cultuur. De cultuur bestaat uit onder andere geografische geschiedenis, maar ook regionale trots, het wel of niet regenachtige weer, taal, de hoeveelheid konijnen etc kunnen allemaal een rol spelen. Zo is er bijvoorbeeld een cultuur in Afrika die het concept kleur niet kent. Kleurbenamingen kunnen ze in deze cultuur dus niet begrijpen omdat het voor hen niet bestaat.
Het internationaal discours klinkt als een poldermodel waarin betekenis wordt afgevlakt tot een gemiddelde. Het moet daarom tot een algemeenheid uitgroeien wil het internationaal begrepen worden. Het is niet verwonderlijk dat veel hedendaagse kunst dus bestaat uit een eenvoudig formele ingreep (noem het een trucje) wat tot in oneindigheid gevarieerd kan worden [zoals ook Rudi Fuchs het aanhaalt in een tekst over Jan Dibbets in het boek Kunstenaars]. Immers levert dit een reeks ‘begrijpbaar’ werk op voor meerdere culturen omdat het werk van de kunstenaar in relatief eenvoudige termen verklaard kan worden. Maar toch maakt dit werk nog niet meetbaar voor alle culturen omdat de relevantie per cultuur nog altijd wisselt. Hiervoor is een andere graadmeter nodig en dat is de economische waarde geworden. Simpelweg, het meest belangrijke werk wordt voor het hoogste bedrag verkocht. Culturele relevantie is ingeruild voor mondiale geldwaardes, het kunstwerk wordt ontdaan van haar betekenis en wordt slechts handelswaar.
De konijnen in Australië kwamen daar vanuit een gevoel dat er overal konijnen zouden moeten zijn en is in die zin vergelijkbaar met cultuur. Er wordt de indruk gewekt alsof over de gehele planeet alles hetzelfde zou moeten zijn aan relevantie van betekenis terwijl dit natuurlijk niet het geval is. De konijnen horen duidelijk niet thuis op Australië omdat de omgeving aldaar daar niet op gemaakt is, die kan de gevolgen van de aanwezigheid van de konijnen niet dragen. Zou dat betekenen dat konijnen nooit in Australië hadden mogen komen?
Een strikt regionaal discours het het andere uiterste van het globalistische concept. Het zou nooit een probleem zijn geworden als er 24 konijnen in afgebakend terrein in Australië waren beland. Dan zouden de konijnen een wisselwerking met de omgeving zijn aangegaan en had er snel ingegrepen kunnen worden zonder al te veel schade aan de omgeving. Achteraf is dat veel te laat gedaan en was er immers ook geen afgebakend terrein. Om nieuwe inzichten te genereren is een focus op enkel de eigen cultuur geen zinvolle werkmethode. Dat verzand enkel in navelstaarderij. De konijnen enkel en alleen in Engeland laten zou dan ook niet wenselijk zijn.
Voor cultuur geldt hetzelfde. Het blindstaren op de eigen cultuur is niet zinvol omdat dat de cultuur niet verder helpt. Het blindstaren op een internationaal discours is even zo goed onzinnig omdat iets uit China nu eenmaal niet dezelfde betekenis heeft dan in Nederland. Een uitwisseling tussen die twee culturen levert wel nieuwe inzichten op. Dat betekent alleen wel dat die alleen voor de Chinezen en de Nederlanders anders is, maar ook alleen zinvol is voor die twee culturen. Een Italiaan zal daar moeilijk toegang toe krijgen omdat zijn cultuur totaal anders is. Om deze uitwisseling mogelijk te kunnen maken is een voorwaarde voor de kunstenaar wel dat deze zich bewust is van zijn culturele achtergrond.
Een totaal overkoepelend discours is voorlopig nog een mythe, het strikt lokale is volstrekt nutteloos. Maar als het lokale in verband wordt gebracht tot een internationaal component ontstaat dat een complex web van beelden die duidelijk een worteling hebben in een cultuur en die daardoor wel een rijke en duurzame betekenis kunnen genereren.
Met deze oproep tot worteling in de eigen cultuur wordt de autonomie van de kunst hersteld tot een niet strikte economische waarde omdat de relevantie zichtbaar is voor de plaats waar ze vandaan komt. Dat is een andere methode dan vanuit het internationale discours deze te projecteren op kunstenaars die zodoende werk maken wat ‘overal’ getoond kan worden*. Glocalisme pleit niet voor een nostalgische terugblik, maar op een begrip van haar eigen cultuur om deze vervolgens te plaatsen in een globalere context, waar dat ook moge wezen, zonder haar oorspronkelijke en duurzame betekenis te verliezen.
* Een voorbeeld is McDonalds die niet overal ter wereld hetzelfde menu heeft. Zo hebben de Big Mac menu’s in Indonesië geen frieten maar rijst omdat de cultuur dat simpelweg verwacht. Het concept van friet ging er daar niet in. In India zit er geen koe in het vlees maar enkel kip of varken vanwege religieuze conventies. Zelfs een bedrijf wat overal ter wereld hetzelfde is, is dat dus niet.
In Indonesie is dus wel degelijk friet verkrijgbaar bij onze Amerikaanse vrienden. Tekenend voor mijn mening in deze: het een sluit het ander niet uit. Voor degene die zich openstelt. Kunst is net als wiskunde een universele taal hoe meer ingevoerd hoe toegankelijker het wordt. Deze taal kan iemand uit Tombouctou zich even zeer toe eigenen als iemand uit NY wat je niet begrijpt valt via google te achterhalen ook wat kraanvogels in de chinese cultuur betreft. Globalisme is een feit en al blijft iemand op een plek geisoleerd in de regio dan nog is die regio blootgesteld aan globale processen en dus ook aan verandering onderhevig. Anno 2018 al van inzicht veranderd Niek ? Ben benieuwd? Groet Peter Pan
@Peter,
We zijn danwel inmiddels 5 jaar verder, maar alsnog lijkt me een verschil tussen het hebben van begrip voor bijv. de betekenis ervan anders dan de volledige internalisatie van dat begrip. Recent was ik in het Tretyakov en ondanks dat ik niet geheel onbekend ben met haar collectie is de betekenis van veel werk me een groter vraagteken dan die van bijvoorbeeld het Louvre. De invoering waar jij voor pleit is nu net het probleem. Ik kan me goed inlezen in het hoe en waarom van de collectie van het Tretyakov, ik kom niet voort uit die cultuur en haar geschiedenis en dus zal dat ook slechts een rationeel begrip ontwikkelen die nooit op intuitief of emotioneel is als voor degene die wel opgegroeit zijn in die wereld.
Zoals die rijst van de McDonalds, al zou friet daar wel verkrijgaar zijn als rijst de default option is, waarom hebben we hier dan nog niet eens de optie van rijst bij een Happy Meal?