Het werk van Maaike Schoorel (1973) is hier al een aantal maal voorbij gekomen. Op het eerste gezicht zijn het lege doeken waarop niets te zien is. Dan zie je als je beter kijkt die bijna onzichtbare vegen waarmee hele beelden gesuggereerd kunnen worden. Het beeld komt dan binnen, maar het vraagt van veel de toeschouwer om het beeld te zien. De kracht zit hem juist in hoe dat beeld ontstaat uit die ogenschijnlijke schilderkunstige leegte.
Haar werk was eigenlijk altijd in de context van een galerie tentoonstelling of enkele losse werken op beurzen en dergelijke. Echt grote hoeveelheden van haar werk zijn problematisch en daarom is een museale solo voor haar ook daadwerkelijk er op of eronder. Want of het is heel veel van hetzelfde of juist de rijkdom van haar werkwijze laat zich zien. Het vereist natuurlijk wel dat je ook verder kijkt dan de eerste indruk van de ogenschijnlijk vrijwel lege doeken waarin wat suggestieve vegen staan.
Het pakt als je het mij vraagt goed uit. Ondanks dat Schoorel redelijk consistent is blijkt juist nu dat er door de jaren heen wel degelijk een ontwikkeling gaande is. Niet alleen qua kleurgebruik maar ook in de spanning tussen het wel of niet tonen. Het vroegste werk dat er te zien is, is eigenlijk nog heel erg figuratief. Er staan enkele mensfiguren op en het behoeft weinig fantasie van de toeschouwer om dat te zien. Dat slaat al snel om naar bijna niet te ontleden beelden en kruipt vervolgens langzaam terug naar meer helderheid.
Daarnaast zie je dat ook de textuur van de verf langzaam een meer prominente rol krijgt. Daar waar de verf eerst nog heel dun wordt aangebracht zie je dat er later gewoon echt kloddertjes verf gebruikt worden.
Wie oog heeft voor die ontwikkelingen ziet een enorm rijk oeuvre zich ontvouwen.
(zoals altijd, het werk van Schoorel laat zich lastig fotograferen, nog een extra reden om te gaan kijken)