[Al een poosje volg ik met veel plezier het tekstuele blog van Ferdy Lijftogt; Pontifexartis. Hij is een onafhankelijke jonge criticus die zich vooral gespecialiseerd heeft in de kunstwereld als markt, met al haar morele kwesties. Ik heb hem specifiek gevraagd verder uit te weiden over een artikel waarin hij de trend en modegevoeligheid van de (hedendaagse) kunst in een kritisch licht plaatst.]
Trends
Het grote nieuws vlak voor de TEFAF was de ommekeer van de kunstmarkt voor de Chinezen. Ze zijn weer de op één na grootste markt. Door de internationale crisis is de opkomst van China als hotspot voor de kunst teruggedrongen en zijn de V.S. weer de grootste markt voor kunst. De nieuwsbronnen die over dit feit spraken, wezen vooral ook op de trendbreuk met de laatste jaren. Waar de ongebreidelde opmars van Chineze kunst, en Chineze hedendaagse kunst in het bijzonder, de afgelopen jaren het narratief was, is dat nu het sneuvelen van die markt. Dat iedereen die verder keek dan de headlines kon zien dat dit er aan zat te komen, deert deze uitventers van wereldgebeurtenissen niet.
De hele kunstmarkt is veel te veel bezig met trends. Is het niet een bepaalde materiaal- of onderwerpskeuze van de kunstenaar, dan is het wel met wat er aan post-war en contemporary verkocht wordt. Verkoopcijfers zijn indicaties van kunstwaarde, oude kunst wordt als een veilige, langzame investering beschouwd en investeringen in jonge kunstenaars moeten direct iets opleveren. Ik denk dat dit proces, dat eigenlijk ingezet is toen de snel-geld jongens van Wall Street langzaam kunst begonnen te kopen in de late jaren ’70, gerust commodificatie genoemd kan worden. [ik moet hier ook denken aan de documentaire Mona Lisa Curse van Robert Hughes] Kunst is door hun invloed verandert in een verhandelbaar goed, waarbij volume en de bezigheden van de kunstenaar richtinggevend zijn voor de beslissingen van de verzamelaar. Kunst is meer een aandelenportfolio geworden dan een verzameling.
Daar vinden we ook de hedendaagse obsessie met trends in. Waar in vroeger tijden kunst wel een bepaalde economische waarde vertegenwoordigde, maar zaken als eruditie en inhoudelijke kwaliteit ook van een groot belang waren, leven we tegenwoordig in een tijd waar een kunstenaar vooral moet passen in de tijdsgeest en smaak van hen die de top kunnen betalen. De afzonderlijk geproduceerde stukken maken voor hen ook niet uit, het gaat om de kunstenaar als merk. Die stijgt en daalt op veilingen net als aandelen en dat vinden de Wall street jongens, gezegend met veel geld en vervloekt met weinig intellectuele capaciteit, erg berustend. Kunst is dan net als hun baan, wat ze kunnen bevatten.
Het tragische is echter dat het kunst van zijn daadwerkelijke waarde beroofd: een uniciteit die niet in massaproductie reproduceerbaar is. Het is uiteindelijk de poging van Wall Street om met kunst te doen wat ze met alle goederen op de wereld al gedaan hebben, namelijk de controle over de verkoop volledig lostrekken van de producent van het object. Dit is ook waarom het veilinghuis hun graadmeter is, daar is het mogelijk om kunst te verhandelen zonder de nog levende producent te betrekken. Zolang de controle over het werk niet bij de persoon ligt die het maakt, is er voor hun meer ruimte voor winst. Dit is ook waarom het hogere kunstsegment de laatste decennia overspoeld is met kunstenaars als Hirst en Koons, die niet zelf hun kunstwerken maken, maar net als een bedrijf de arbeidskracht inkopen bij ‘assistenten’, die vervolgens geanonimiseerd worden om te voorkomen dat zij een factor kunnen spelen in het financiële spel rondom kunst. Hirst en Koons zijn niet echt kunstenaars, maar fabrieksbazen in een gestroomlijnde kunstproductie.
Deze jongens, die achter dit soort ontwikkelingen zitten, hebben ook de laatste jaren de Chinese kunstmarkt opgeklopt. Nu de tijden onzekerder worden, kiezen ze toch weer een veiligere kunstportefeuille. Kwade tongen kunnen zelfs beweren dat ze deze markt opgeklopt hebben, om vervolgens aan onwetenden de kunstwerken te verkopen als het lijkt alsof de markt groeit. Dit alles zodat zij een premium kunnen pakken, die hun koper nooit terug kan verdienen door het instorten van die markt nadat zij zich er uit terugtrekken. Het uiteindelijke effect is dat ze het als een investering gezien hebben en dat ze het beeld niet hebben dat kunst een meerwaarde is voor menselijke ontwikkeling. Het lijkt er op dat deze mensen weinig meer zien dan de homo economicus, in kunst of in welk ander terrein van geleerdheid dan ook.
Hoewel deze ‘verzamelaars’ voordeel hebben bij deze gang van zaken, zijn er twee grote verliezers: de kunstenaar en het publiek. Doordat de markt steeds afhankelijker wordt van grote financiële spelers, worden kunstenaars gedwongen om in hun bestedingstrend te werken, of anders als veredelde amateurs in hun vrije tijd kunst maken, terwijl ze gedwongen worden een ander beroep er naast uit te voeren. Het zorgt voor een homogene kunstmarkt die grote delen van het publiek buitensluit, omdat de kunstproductie volledig toegespitst wordt op de noden van enkelen. Dit zorgt niet alleen voor een verminderde kunstbeleving bij grote delen van het publiek, maar ook voor verminderde mogelijkheden voor kunstenaars om een levensonderhoudend inkomen te verkrijgen. Hoewel topkunst een eigen klasse blijft, zijn kunstenaars gebaat bij niches waardoor er meer ruimte is om een inkomen te verkrijgen. De huidige constructie beloofd alleen extreme rijkdom voor de top, terwijl het sappelen in het midden en onderaan is.
Je ziet langzaam een beweging opkomen die hier mee aan het breken is. Jong kunstenaar werpen zich steeds meer schilderkunst, een medium dat niet geloofwaardig uit te besteden is en dat afhangt van de virtuositeit van de maker. Traditionele kunstvormen en traditionele kwaliteitseisen krijgen een langzame terugkeer in de kunst. De nieuwe generatie lijkt weinig op te hebben met het conceptuele experimenten en wil weer een tastbaar object maken, dat vanuit zichzelf iets zegt over de kunst of de maatschappij. Voor een generatie die opgegroeid is met abstracte ideeën en ontastbare gedachtes, is werken met reële materialen en de eigen handen een verfrissend nieuwe gedachte.
Het gevaar hier is dat media langzaam ook trendgevoelig worden. Zo zag je de laatste jaren veel ‘ambachtelijke’ processen gebruikt worden. Opvallend hieraan was wel dat de traditionele kwaliteitspunten van die ambachten vaak los werden gelaten, om een ‘statement’ over ambachtelijkheid te geven, of een vergelijkbare inhoud-spin. Alle art newspeak verhuld namelijk niet dat de kwaliteit er van vaak heel pover was. Het ergste was misschien wel Ai Weiwei’s geschilderde porselein-zaden. Massaproducten die gedumpt werden in een turbinehal en vooral publiekelijk verkocht werden aan de hand van persberichten vol kunsttheoretische buzzwords en vermeende maatschappelijke betrokkenheid. Kritiek werd op de traditionele Warholiaanse methode verworpen door te zeggen dat de criticus het werk niet begreep of vasthield aan conservatieve noties over kunst. Een makkelijke verdediging, die vooral een naar binnen gekeerdheid van kunst toont die wanstaltig is.
Die weinig open houding naar kritiek is kenmerkend voor dit tijdperk van de vermogende verzamelaar. Juiste en oprechte kanttekeningen bij bepaalde vormen van kunst wordt permanent weggezet als onbegrip of ongepaste negativiteit en grofweg genegeerd. Men is te druk bezig met onderling glimlachen en handenschudden, om daadwerkelijk te kijken naar wat er geproduceerd wordt. Dankzij deze instelling heeft conceptuele kunst die onderzoek doet naar ‘wat schilderkunst schilderkunst maakt’ nog steeds de naam fris en vernieuwend te zijn. Het is zo erg dat gerenommeerde Nederlandse galeries het op een beurs als Art Rotterdam nog brengen als vernieuwende kunst. Is er dan echt niets belangrijks meer bedacht nadat Donald Judd deze onzin al uithaalde in de jaren zestig en zeventig? Het lijkt me onwaarschijnlijk.
Wat kunnen wij doen? Wij kunnen gezamenlijk proberen een kritischer houding naar kunst te hebben. Een duidelijke, persoonlijke visie op kunst ontwikkelen, die wij constant toetsen aan de werkelijkheid van het kunstbedrijf. Ik verwacht niet dat al de lezers dezelfde opvattingen over kunst hebben als ik heb, maar ik hoop dat ik iedereen mee kan geven kritisch te zijn op de kunst die je voorgeschoteld wordt. Trends worden vooral gebruikt om inzichtloos producten te verkopen aan mensen die niet achterop willen raken. Kunst gaat in mijn beschouwing over iets meer dan dat. Het heeft meer te maken met de persoonlijke behoefte aan schoonheid en diepgang dan kijken naar wat andere mensen daar belangrijk aan vinden in ons tijdvlak. Daar hebben we mode en design voor.
Zit er dan nooit iets goeds in een trend? Vast wel. Ik vraag alleen dat je probeert om er uit te pakken wat interessant en goed is en de rest laat aan die mensen die niet voorbij hun aangeleerde systemen kunnen kijken. Want geld kan een hoop verkrijgen, maar smaak gelukkig niet.