Gastschrijver 13; Peter Jochems – Lost Paintings (8); Henner – Fabiola

[Hier het laatste deel van het gastschrijversschap van Peter Jochems met 8 artikelen over vergane meesterwerken.] Jean Jaques Henner – Fabiola Na de reis door de tijd die de rondgang […]

[Hier het laatste deel van het gastschrijversschap van Peter Jochems met 8 artikelen over vergane meesterwerken.]

Jean Jaques Henner – Fabiola

Na de reis door de tijd die de rondgang in dit museum van verloren meesterwerken in voorgaande artikelen vormde komen we aan bij een intieme kapelachtige ruimte. Hiermee rond ik ons bezoek aan deze bijzondere plek, dit denkbeeldige museum met al zijn verloren schatten af.

Er is een klein schilderij te vinden wat veel gekopieerd werd in vroeger tijden. Het is het origineel van het denkbeeldige portret van Fabiola, door Jean-Jacques Henner (1829 – 1905). Het toont een jonge vrouw in een klassiek profiel met een dieprood gewaad. Het werk was oorspronkelijk geschilderd in 1885 en ging verloren in 1912.

Kaart van het schilderij van Henner ‘Fabiola’. Miljoenen van dit soort kaarten werden wereldwijd verspreid, waardoor het beeld na de tentoonstelling van het schilderij in 1885 zich zeer snel verspreidde.

Kaart van het schilderij van Henner ‘Fabiola’. Miljoenen van dit soort kaarten werden wereldwijd verspreid, waardoor het beeld na de tentoonstelling van het schilderij in 1885 zich zeer snel verspreidde.

Fabiola (overleden 399) was een Romeinse vrouw van rijke komaf wiens leven gekenmerkt werd door tragische omstandigheden en een indrukwekkende bekering. 1 Zij scheidde van haar man, wiens manier van leven zij niet aankon en hertrouwde tegen wat de kerk voorschreef. Dit plaatste haar buiten de Christelijke gemeenschap. Na de dood van haar tweede man verzaakte zij haar aardse leven en wijdde zich geheel tot een Christelijk ascetisch bestaan en hulp aan de armen. Zo bouwde zij het eerste ziekenhuis voor de armen in Rome. Hoewel Fabiola gecanoniseerd werd in 547 raakte zij vooral tot grote bekendheid door een geromantiseerde roman ‘Fabiola’, geschreven door kardinaal Nicholas Wiseman. Dankzij deze roman werd zij bekend als de beschermheilige van de armen, de weduwes, het huwelijk en verpleging. Je hebt het sterke vermoeden dat de vele kopiën van dit beeld gemaakt werden door mensen die vanwege hun persoonlijke levensomstandigheden zich konden identificeren met de heilige.

In dit denkbeeldige museum vond men het gepast een verduisterde ruimte te nemen, en onder een spot, bij kaarsjes die branden die mensen hier kunnen opsteken dit werk van Henner stemmig op te hangen. Mensen die hier komen zijn niet zozeer in de artistieke waarde geinteresseerd, maar laten zich voor een moment tot rust komen in een devote stemming.
Zo te zien is het werk van Henner een kundig gemaakt schilderij. Een mooi verstild beeld. Het raakt een gevoelige snaar bij veel mensen die hier komen. Het is dan wel geen meesterwerk van de allure van een werk van Leonardo, Rembrandt of Praxiteles die we eerder zagen, maar niet alle kunst hoeft van die orde van grootte te zijn om te kunnen ontroeren, tot overdenking te stemmen en geliefd te worden.

Francis Alÿs Through Fabiola, met kopieen van het denkbeeldige portret van Fabiola door Jean Jaques Hennerin de National Portrait Gallery, London. Foto: California Literary Review

Francis Alÿs Through Fabiola, met kopieen van het denkbeeldige portret van Fabiola door Jean Jaques Hennerin de National Portrait Gallery, London. Foto: California Literary Review

De hedendaagse Belgische kunstenaar Francis Alÿs heeft zo’n 300 kopiën verzameld van dit niet meer bestaande schilderij en in 2009 in een reizende tentoonstelling geëxposeerd. Hoewel elk werk teruggaat op hetzelfde origineel is elke afzonderlijke kopie op verschillende wijze uitgewerkt. Als je de adoratie ziet die ‘Fabiola’ opriep vraag je je onwillekeurig af hoe wij een beeltenis ervaren. Iets hiervan spreekt uit al deze kopiën. Alsof al deze kopiïsten iets weergeven, zelfs iets teruggeven van wat het betekent om geraakt te worden door het werk of waar het voor staat. Zo kan een onhandige amateurversie aangrijpender zijn dan een vakkundige kopie.
Wat zagen mensen erin, wat voelden ze erbij? Deze vragen zijn geldig zelfs tot aan de liefde waarmee Francis Alÿs zelf jarenlang zijn verzameling uitbreidde, stad en land aflopend zoekend naar kopiën van dit beeld. Dat alles bij elkaar maakt deze samenkomst van kopiën zo aangrijpend.

Het originele schilderij van Henner raakte verloren in 1912.

 

Naar de uitgang

Het is een wonderlijk museum. Langzaamaan begint het te schemeren buiten. Je zou het een stukje verborgen kunstgeschiedenis kunnen noemen. Je ziet de werken niet meer, maar ze hebben hun tijd gehad waarin ze schitterden, mensen ontroerden, andere kunstenaars beinvloedden. Uiteindelijk eindigde de levensduur van de werken, zoals alle kunstwerken die we zien en bewonderen uiteindelijk tot stof zullen vergaan.

In het museum schijnt een paar zalen verder nog een groot rood doek te hangen, met enkele verticale gele en blauwe kleurbanen. Er is een mooie Armando-zaal. Verder zijn er in dit museum van verloren meesterwerken nog grote afdelingen Griekse schilderkunst uit de Oudheid, schilderkunst van voor de Beeldenstorm, een zaal met getekende voorstudies van Michelangelo voor de Sixtijnse kapel. De kunstenaar had ze zelf verbrand. Er is een klein zaaltje met alle originele, verlorengegane ready-mades van Duchamp. Naast de zalen met het goud van de Inca’s voordat het werd omgesmolten. En ja, ook hier hangt de Nachtwacht ergens, maar dan mét de stukken die er ooit afgeknipt waren. Gelukkig in de oorspronkelijke opstelling met andere groepsportretten, zoals het ooit bedoeld was. Ik meende iets te horen over een nieuwe aanwinst uit de Triton-collectie, ik hoop het verkeerd verstaan te hebben.

Het loopt inmiddels alweer tegen sluitingstijd, tijd om je jas weer te pakken… Of om weer wakker te worden. Dit was per slot van rekening een gedroomd museum. Deze rondleiding komt in ieder geval tot een voorlopig einde.

 

Noten

  1. Bahn, Stephan, Francis Alÿs, Fabiola: An Investigation, 2008, blz. 81-90.