[In de reeks gastschrijvers is het nu het vierde deel van de inzending van Peter Jochems over het museum der verloren meesterwerken.]
Michelangelo – Slag bij Cascina
Vrienden waren het niet, Leonardo en Michelangelo. Vorige keer zagen we in dit wonderlijke museum waar niet meer bestaande meesterwerken in volle glorie schitteren het enorme fresco van da Vinci, de ‘Slag bij Anghiari’. Deze keer richten we onze blik op Michelangelo’s (1475 – 1564) ‘Slag bij Cascina’. Altijd weer goed voor heftige discussies over wie van de twee er ‘de beste’ is en de onderlinge tweestrijd gewonnen heeft.
Rond 1504 kreeg Michelangelo de opdracht. We zien mannelijke naakten, baders eigenlijk in de rivier de Arno vanwege de hitte 1, die bij verassing te horen krijgen, door een blazer in het midden van de compositie, dat er een aanval is van het leger van Pisa. Ze richten zich op en maken zich klaar om ten strijde te gaan. Hoewel het een slag moest voorstellen koos Michelangelo niet een moment in de hitte van de strijd. Het ontwerp stond lange tijd onder kunstenaars bekend als ‘badende soldaten’.
Mannelijke naakten in gedraaide contraposto poses, een favoriet onderwerp van Michelangelo, die zich helemaal uitleefde hierin. De opbouw van rust naar actie, de bewogenheid van de centrale figuren, het dynamische richtingenspel waardoor je opgaat in de beweging van het geheel. Terwijl da Vinci’s werk ertegenover een razernij toont van paarden en soldaten in volle vaart (dan wel als een Zwitsers precisiewerk geconstrueerd) is er in Michelangelo’s werk een opbouw, een combinatie van rust en dynamiek te zien. Als een grandioze waaier openbaart deze compositie zich en overweldigt dit metersgrote ontwerp je.
Michelangelo was een specialist in anatomisch onmogelijke poses. Wat het je doet als je voor deze grandioze schildering staat besef je pas ten volle op deze gekke plek. Je doorvoelt de sensatie van iemands houding enigszins als je ernaar kijkt. Iemand zien bewegen is tot op zekere hoogte ook iemand voelen bewegen. Daarom voelt ‘de Staalmeesters’ van Rembrandt ook zo levendig aan, met al die subtiele verzittende bewegingen. En al helemaal werkt dat door met die subtiel overdreven houdingen van Michelangelo, en op deze schaal. Er zijn lichamen in relatieve rust, iemand trekt een kledingstuk aan, iemand gebaart nog even naar het water. Of zelfs vanuit het water. Grappig detail is dat eigenlijk. Dan is er de figuur die zich onmogelijk uitrekt in zijn draaiing, in het midden. Die figuur brengt de vaart in de compositie. Dynamisch zien we een man met een baard ons verschrikt aankijken. De manier waarop de richtingen van de ledematen, de algehele houdingen elkaar afwisselen in krachtig uitgerekte poses maakt dat we iets voelen van een grandioze sensatie van beweeglijke lichamelijkheid. Het heeft een opbouw, als een dynamisch visueel vliegwiel van in ons lichaam als resonerend aangevoelde lichamelijke sensaties, voor wie zich eraan overgeeft. Je ontkomt er eigenlijk niet aan als je ervoor staat.
Maar het is als met de ‘David’van Michelangelo. Honderd kopiën op ware grootte hebben het niet, pas als je het origineel ziet valt alles op zijn plek en heeft het zijn volle effect en electrificerende energie. Zo ook hier. De kopie van da Sangallo vergeet je nu je voor het echte werk staat.
Uiteindelijk geeft Michelangelo’s fresco je een gevoel van bevrijding. Een grote en grootse opgebouwde spanning wordt uiteindelijk ontladen in de opwaaiende doeken, de blikken die wegkijken in de verte. Het gevoel dat het je geeft als je beseft dat ze klaar zijn om ten strijde te trekken.
Michelangelo maakte een volledig uitgewerkt getekend karton van de scene, maar kwam er nooit aan toe het uit te schilderen op de muur. Bartolommeo Bandinelli vernietigde op gegeven moment het karton dat door velen bewonderd werd en invloedrijk was, naar verluid uit jaloezie voor Michelangelo’s beroemdheid.
Eerlijk gezegd, al die dingen die we gezien hebben die erop gericht zijn ons te overweldigen, het is toch ook wat vermoeiend allemaal. Hoe groots en mooi en indrukwekkend het ook is. Soms wil je gewoon iets kleiners zien. Om wat van ritme te veranderen bezoeken we volgende keer de ruimte met de werken van enkele Delftse meesters. Vooral Carel Fabritius schittert hier met zijn prachtige perspectivische werken waarmee hij nog eens aantoont hoezeer hij zijn rechtmatige plek tussen de groten van de zeventiende eeuw verdient.
Noten
1 Vasari, Lives of the artists – http://members.efn.org/~acd/vite/VasariMichelangelo3.html