[Deze zaterdag het derde deel uit de reeks verloren meesterwerken door Peter Jochems]
In de vorige delen van deze kleine serie artikelen zagen wij de indrukwekkende verloren groepsportretten van Rembrandt en van Dyck. Nu belanden we een tijdperk verder terug in de tijd, en zien we in vol ornaat enkele indrukwekkende Renaissance meesterwerken. Maar eerst gaan we langs bij de educatieve afdeling hier.
Educatieve afdeling
Er is een mooie educatieve afdeling ingericht. Erg leuk voor schoolklassen die hier komen. Ze laten demonstraties zien van hoe schilderijen en andere kunstwerken vernietigd raken. Meestal wordt begonnen met olielampen die vallen en daardoor schilderijen in vlam zetten. Het is altijd spectaculair om een Rembrandt af te zien branden. Soms vermengt het geflakker van de vlammen zich zelfs heel mooi met zijn geschilderde licht-effecten. Ze laten zien hoe verkeerd materiaalgebruik een desastreus effect heeft op de duurzaamheid van het werk. De Da Vinci uit dit artikel komt dan mooi in beeld. Mooie video-opnamen ook van een schilderijendief in de gevangenis, die vertelt, met gefilmde reconstructies erdoorheen, hoe die diverse gestolen meesterwerken in een sloot dumpte. Er is een leuke kermis-achtige schiettent ingericht, waar je naar het voorbeeld van enkele jongens begin twintigste eeuw een paar van Gogh’s kapot mag schieten. Vooral de weergave van een reconstructie van de beeldenstorm geeft spectaculaire beelden, bijzonder levensecht omdat ze er een 3D film van hebben gemaakt. Marmerstenen beelden spatten mooi uit elkaar als je ze onder de goede hoek kapotgooit. Vertraagd zijn de beelden vooral soms van een ongekende schoonheid. En zo is er voor elk wat wils.
De veldslagen van da Vinci en Michelangelo
In de volgende zaal ook twee bijzondere en zeer groot uitgevoerde werkstukken. Leonardo da Vinci (1452-1519) en Michelangelo (1475-1564) hebben in een uitputtende onderlinge competitie het uiterste uit zichzelf gehaald. We zien links het grootse ‘Slag bij Anghiari’ van Leonardo da Vinci en rechts Michelangelo’s ‘Slag bij Cascina’. Omstreeks 1504 was de pas verbouwde ‘Salone dei Cinquecento’ in het Palazzo Vecchio in Florence toe aan wat decoratie. Er was geld en de twee grootste kunstenaars van hun tijd werden tegen elkaar uitgespeeld. Zouden deze fresco’s in hun beoogde vorm nu nog hebben bestaan dan zou het een publiekstrekker van jewelste zijn geweest, in een stad die toch al niet onderbedeeld is met artistieke wonderen. De halffabrikaten waren al bewonderenswaardig en beroemd in hun tijd. Maar helaas, alles ging mis en we kunnen de eindresultaten enkel zien in ons gedroomde museum.
Leonardo da Vinci – De slag bij Anghiari
Laten we eerst kijken naar het werk van da Vinci. Rond 1550 werd een kopie gemaakt van het middengedeelte later heeft Rubens deze uitgebreid, ‘voltooid’ en er een bijzonder mooie en expressieve getekende interpretatie van gemaakt. Persoonlijk had ik liever gehad dat onze grote Antwerpse vriend er met zijn tengels van afgebleven was en dan maar een volledig eigen kopie had gemaakt naar aanleiding ervan, om maar zoveel mogelijk authentieke informatie te behouden, maar dat terzijde.
Deze versie heeft andere stilistische kenmerken dan waar da Vinci gewoonlijk zijn overtuigingskracht aan ontleent. Dat vervormt het beeld dat we hebben van da Vinci’s project. En daar komen we juist uit bij de doelstellingen van zijn technische besluitvorming en waar het mis is gegaan. Gelukkig zien we in dit denkbeeldige museum het originele werk.
Het is een groot en breed tableaux waarin de slag spectulair is uitgebeeld. Met grote precisie bouwt Leonardo een ingewikkelde constructie op van vormen die een intens gevecht laten zien. Door de doorlopende ritmes van vlaggestokken en speren is het een enerverende ervaring om vrij dicht langs de muurschildering te lopen. Misschien is het ook wel opwindender om wat dichterbij voor het werk langs te lopen dan dat je het in één oogopslag ziet. Hoewel je onwillekeurig toch beide doet om het goed te beoordelen. Soms loop je wel met je rug tegen iemand anders aan die van de andere kant uit achteruit loopt om de Michelangelo die daar geschilderd is beter te kunnen bekijken, maar daarover volgende keer meer.
Opvallend is de diepte die da Vinci creeert tussen de figurengroepen onderling. Het valt me nu pas op hoe vertekend het beeld is als we afgaan op de kopie van Rubens of de andere kopiën die we doorgaans bekijken om ons een beeld te vormen. Het oorspronkelijke beoogde werk zoals we hier zien is veel grootser en breder opgezet dan dat. Alles werkt toe naar de climax die we kennen uit de bekende kopiën. Maar zoals het centrale deel met het lijk van Rembrandt’s ‘anatomische les van dr. Deyman’ de opbouw van donker naar licht nodig van het hele werk om haast lichtgevend te schijnen, zo heeft ook deze centrale figurengroep de grandioze opbouw nodig van de context om de volle vaart erin te krijgen die je hier in dit museum voor verloren meesterwerken wél ervaart.
Heel subtiel is de belichting door hem uitgewerkt. De vormen van de paarden zorgen voor subtiele glooiingen van licht naar donker. Het oog wordt door de toonovergangen subtiel door het hele werk geleid.
Er is een grote emotionaliteit. Het hoofd van het paard dat steigert, rechts in de centrale groepering, lijkt haast een emotie te tonen.
Nu we voor het origineel staan kunnen we beter inschatten waarom de kopie (verminkt of voltooid, dat is persoonlijk) door Rubens ons eigenlijk op een dwaalspoor brengt. Voor Leonardo’s gevoel zullen daarin bijvoorbeeld de spieren te duidelijk te zien zijn, subtieler glooien de partijen in Leonardo’s eigen originele versie. Zoals hij zei 1 dat je menselijke figuren niet als een zak noten moest weergeven geldt dat hier in feite ook voor paarden. Hij waarschuwde ervoor dat niet alle spieren getoond moeten worden. Alleen degenen welke onder grote spanning staan, niet die nog in rust zijn. Bij Rubens is het allemaal net iets té. Zoals we Rubens wel kennen eigenlijk.
In Rubens zijn interpretatie is ook het ‘reliëf’ 2 wat da Vinci zocht om figuren drie-dimensionaal weer te geven, de licht- en donkerwerking van de motieven niet zo overtuigend. Maar dat is nu eenmaal een uitvloeisel van het medium dat hij gebruikte. Alles blijft te licht van toonwaarde, wat je ook vaak bij Renaissance-fresco’s ziet. Juist om deze licht- en donkerpartijen optimaal weer te geven zal da Vinci op zoek zijn gegaan naar schildertechnische oplossingen in olieverf. Olieverf kan immers diepere en intensere tinten geven.
We kunnen in dit gedroomde museum zien hoe effectief zijn benadering beoogde te zijn. De invulling van de opdracht die gegeven werd om de trots van de stad Florence te verbeelden, een slag die ooit op Milaan gewonnen werd, kent een indrukwekkend gevoel van ruimtelijkheid. Het doet je op je voeten wankelen. Het landschap in de verte is middels het door da Vinci zorgvuldig bestudeerde atmosferisch perspectief een van de bijzondere kenmerken van deze muurschildering in olieverf. Als je voor het kunstwerk staat en je kijkt omhoog dan doen de kletterende zwaarden iets met je gevoel voor evenwicht. De silhouetwerking van de centrale figurengroep in combinatie met de subtiel minder contrastrijk weergegeven andere paarden- en figurengroepen maakt dat het centrale deel zich overweldigend opricht en voor je gevoel naar voren komt. Een beetje het gevoel als je dichtbij een hoog gebouw staat en recht omhoog kijkt. Het opvallend oplichten van de meest dramatische elementen in het geheel, de subtiliteit van de uitvoering, alles werkt mee als een geschilderde symphonie van sensaties.
Een wonderbaarlijke lijnvoering, de Florentijnen waren erg op de lijn gericht met hun ‘disegno’, coördineert het ontwerp en voert je in de vormgeving als beschouwer dynamisch mee door het hele werk. Kijk eens naar de paardenstaart rechts in de centrale figurengroep die dynamisch vormgegeven middels een subtiel en beweeglijk lijnenspel door de ruimte zwaait.
Dankzij de subtiele olieverftechniek die da Vinci toepastte krijgt het werk een diepte, detaillering en een glans die je anders nergens in een fresco tegenkomt. En vooral, ik zeg het nog eens want daar zal het hem voornamelijk om te doen zijn geweest, een grote plastische licht- en donkerverdeling, het ‘reliëf’, zoals hij dat noemde. De weergave daarvan was voor hem zowat de belangrijkste taak van de schilder. Als je ziet hoe geweldig dit hemelbestormende experiment uitpakt, in dit gedroomde museum voor verloren meesterwerken, kan je hem met recht een schildertechnisch genie noemen!
Rond 1504 kreeg Leonardo da Vinci de opdracht voor dit werk. Hij gebruikte een rampzalige, experimentele techniek in olieverf waardoor de verf van de bovenste helft vooral zich na wat verwikkelingen en reddingspogingen begon te vermengen met elkaar. Daarna liet Leonardo het project voor wat het was. Tijdens de verbouwing door Vasari en zijn helpers is het in de zestiende eeuw al verloren gegaan… of niet? Recent is er onderzoek gedaan naar de mogelijkheid dat Vasari het overblijfsel bewaard heeft door zijn fresco te schilderen op een muur die ervoor gemetseld zou zijn. Zo had hij eerder al eens een fresco van Masaccio gered. Deze onderzoekingen zijn inmiddels gestaakt.
Vanuit de uitgebeelde hysterie van da Vinci gaan we volgende keer naar de meeslepende opbouw van rust naar dynamiek van Michelangelo’s ‘Slag bij Cascina’. Gelukkig staat er een raam open voor wat frisse lucht.
Noten
1 Codex Urbinas Latinus 1270, Vertaald door Mc Mahon, 1956, blz 125, nr. 309
2 Codex Urbinas Latinus 1270, Vertaald door Mc Mahon, 1956, blz 62,63 nrs. 103, 107, 108