Door een raam vliegt een dinosaurus, op de voorgrond een vrouwelijke kopvoeter. Het gele licht en de sterke lange schaduwen lijken te verraden dat het later op de dag is, maar zeker weten doe je dat niet.
De wereld van Pat Andrea (1942) toont zich in de vorm van schilderijen met figuratieve voorstellingen. Voorstellingen waar het een en ander niet helemaal klopt. Sommige werken tonen situaties met onmogelijke constellaties van vrouwenlichamen, ander werk toont naakte vrouwen in het bos. Dat laatste is misschien niet zo onmogelijk maar toch zeker niet alledaags.
Andrea werkt sommige delen nauwgezet uit met dekkende lagen verf, op andere plaatsen zie je het imprimatur (de eerste gekleurde onderlaag) of zelfs de schetstekening er onderdoor schijnen. Dat in combinatie met een bijna cartooneske manier van tekenen levert heel typische manier van schilderen op. De werken zijn vaak zowel plat als ruimtelijk tegelijk.
Daardoor verschuift het kijken van het object (de verf, het doek of paneel) naar het illusionaire om vervolgens direct weer terug te gaan naar het object. Het werk is daarmee niet alleen bizar in haar voorstelling, maar ook opmerkelijk in haar schilderkunstige verschijning.
Al enige tijd vraag ik mij af, is de wijze waarop iets geschilderd wordt, even belangrijk als de voorstelling, of zijn het dezelfde entiteiten? Zou een werk Pat Andrea op een andere manier geschilderd kunnen zijn? En als dat antwoord nee is, wat is dan het belang van die voorstelling als het alleen maar om de manier van schilderen zou gaan?
Deze tentoonstelling is nog tot en met 16 november te zien bij Galerie Ramakers te Den Haag.
Laat een reactie achter;