Schilderen gaat over licht. Althans, dat hoor ik mensen vaak zeggen. Ongelijk geven kan ik ze niet, maar echt bewijsbaar is het ook niet. Voor veel schilders gaat schilderen namelijk ook over kleur, compositie en materiaal. Het gebeurt zelfs met enige regelmaat dat aspecten van licht totaal niet van belang lijken te zijn.
Zou licht echt het onderwerp zijn, dan zou de schilderkunst zich in enkel zwart en wit moeten kunnen uitdrukken. Door alle kleur te elimineren blijft er slechts de suggestie van licht en donker over.
Wessel Huisman (1954) schildert in zwarte en witte tonen, en vaak lijkt lichtval er een essentieel onderdeel in te zijn. Hij gebruikt als aanleiding stadsgezichten die nergens echt tot onderwerp verheven worden. Ondanks het feit dat hij erg bekende gebouwen kiest in enkele gevallen, geeft hij de werken andere titels mee. Als hij de titel nu daadwerkelijk “Het Rijksmuseum” genoemd had was het duidelijker geweest dat het hem om de voorstelling zou gaan. Nu dat is dus niet het geval.
Van een afstand zien we een zwart wit schilderij met een voorstelling. Maar eigenlijk is het interessante het werk van dichtbij, daar vervalt de voorstelling in vele abstracte zwarte en grijze vlakjes die door middel van glaceren donkerder of lichter worden. Lichter, want soms is duidelijk dat er wit over zwart geschilderd is.
Over dat zwart en wit valt overigens nog wat te zeggen, als men dan toch in enkel zwart en wit schildert, is het waardevol echt beenzwart te gebruiken ipv de goedkopere variant. De echte beenzwart heeft namelijk een blauwe zweem waar de goedkopere variant bruin is. Het gebruikelijke titaanwit heeft namelijk ook een blauwe zweem en dus vanuit consistentie in kleur werkt het dan doorgaans beter.
De techniek van Huisman resulteert in ogenschijnlijk eendimensionaal werk, maar vanuit schildersperspectief zit er juist een enorme rijkdom in. Steeds maar weer moet Huisman opnieuw de voorstelling uit de verf laten verschijnen. Dat het er uiteindelijk erg eenvoudig uitziet is eerder te verwijten aan zijn schilderkunst dan aan luiheid.
Maar het ontbreekt deze schilder toch wel aan één ding, het werk is allemaal wel erg safe in zijn uiteindelijke vorm. Er is totaal geen sprake van een scherp randje. Niets wat wringt. Als schilder weet het me te boeien maar als toeschouwer kom ik niet verder dan “wat knap gedaan”.
Als schilder dus erg de moeite waard, maar als kunstenaar valt het enigszins tegen.
Is nog tot 9 oktober te zien bij Galerie Rademakers aan de Prinsengracht te Amsterdam.
Als ik mij niet vergis heeft wit met een zweem van blauw het effect wat optische witmakers ook hebben, het oog ziet het als witter. (digitale camera’s maken die rekenfout ook nog wel eens, nl. door lichtere plekken blauw te maken) Zwart met een blauw zweem wordt volgens mij alleen donkerder in een contrasterende omgeving. En er zijn maar weinig schilders die met zwart uit de tube schilderen volgens mij.
@jq, goede opmerking, kan inderdaad dat wit enkel optisch een blauwig effect heeft als de rest aan de gele kant is.
Ik schilder overigens wel met puur zwart (uit mijn zelfgemaakte tube met beenzwart), en die kleurt evenals die van Rembrandt naar het blauwe toe, goedkopere tubes gaan wel degelijk direct naar bruin.
ik bedoel eigenlijk dat schilders zelf hun zwart mengen uit andere kleuren
@Just, Ik niet in elk geval ;).
@niek, als je de samenstelling van ivoorzwart van Rembrandt bekijkt, kun je zien dat er ultramarijn pigment aan is toegevoegd. Mijn ervaring is dat ivoorzwart van Scheveningen het meest neutraal is. Het neigt niet naar bruin, en niet teveel naar blauw.
@Casper, Of Berlijns blauw, dat doe ik er vaak bij. Ik ga die van Scheveningen een keer uitproberen. Ben benieuwd. Ik werk zelf vaak met het ruwe pigment, dus enige kleuring is niet zo vreemd. Het zou opmerkelijk zijn als beenzwart van zichzelf geen zweem heeft.