Onlangs las ik het boek ‘Rondom‘ van Jack Segbars (Beeldend kunstenaar een schrijver). Onder andere maakt hij daar melding van het concept dat er vanuit de kunst een set ongeschreven regels zijn waar in principe iedere kunstenaar zich toe verhoudt, tenzij het echt een outsider wordt. Voor dat concept is veel te zeggen want het idee is dat natuurlijk ‘alles kan’. Maar alles kan alleen binnen die ongeschreven regels waarvan we het bestaan veelal te danken hebben aan een theoretische bodem.
Dat is ook direct een probleem voor jonge kunstenaars (mijzelf inclusief); waarin kun je nog een verschil maken?
Ondanks de titel Young Guns doet vermoeden dat we bij Majke Husstege van doen hebben met een stel jonge honden doen de werken braaf aan. Niet braaf omdat de werken niet scherp zijn, of niet radicaal, maar omdat de energie van jonge honden ontbreekt. En dat is dus ook niet zo gek, want die vraag die ik eerder stel is een evident obstakel aan het worden. Zit de kunst tegen een glazen plafond aan of is er iets anders aan de hand? Een antwoord daarop heb ik nog niet.
Young Guns zijn misschien niet zo energiek als de titel doet vermoeden, maar ze zijn zeker here to stay. De werken zijn veelal formeel gebaseerd en vervolgens scherp en veelal helder uitgevoerd. Een mooie tentoonstelling van jonge talenten.
De tentoonstelling is nog te zien tot en met 15 februari bij Majke Husstege te Den Bosch.
Dit is dus wat Gijs van Lith doet na z’n ‘Beekmanperiode’? Vind ik tegenvallen. Ik vraag me ook af op welke grond deze mensen bij elkaar zijn gebracht, los van de materialiteit van dingen (te makkelijk). Lorelinde Verhees en Daan Gielis springen eruit, bij de rest denk ik inderdaad: wat maakt het verschil? De titel wordt zo een beetje ironisch, dat zal vast niet de bedoeling zijn geweest.
@Jonathan, Aan de hand van mijn tekst zou je zeker kunnen vermoeden dat de titel ironisch is bedoelt, maar ik denk toch deze toch in zekere zin oprecht is; het zijn allemaal jonge kunstenaars die echt willen.
Over die criteria denk ik dat die formele (en daarbij behorende inhoudelijke) kwesties een rol spelen tesamen met dat ze elkaar kennen. Meeste komen van de masters van AKV/Sint Joost af. Dat kan ook gewoon een rol spelen. (Ik geef eerlijk toe ook eerder bekenden te vragen voor een tentoonstelling dan iemand die ik nog niet ken).
Met betrekking tot Van Lith, kan je aanbevelen dan toch even te gaan kijken. De foto’s bieden meer een idee dan dat ze daadwerkelijk representatief zijn.
Niek, ik ga ook alleen maar op de foto’s af en wil Gijs van Lith niet tekort doen. Het is wel nogal een stap verwijderd van zijn vorige werken, maar ik kan me voorstellen dat het niet zo gemakkelijk is geweest voor hem om zijn eigen stijl te (her)vinden na dat hele Beekmanverhaal. Dat de deelnemers zijn geselecteerd op basis van opleiding/vriendschap is sympathiek, maar het is helaas nog geen garantie voor een sterke tentoonstelling.
Wat de titel betreft neem ik uiteraard aan dat het niet ironisch is bedoeld, maar als je jezelf als de Brat Pack van de beeldende kunsten wilt presenteren (waaraan zou de titel anders verwijzen?), dan wekt dat verwachtingen.
@Jonathan: Ik zou toch even naar de tentoonstelling gaan kijken. Sowieso is dit, zoals Niek eigenlijk al zegt, een erg snelle registratie. Ook ontbreken er (minstens 3) werken in deze review. Over de inhoudelijke samenkomst van werken kan ik je in het kort best iets zeggen: als je goed kijkt zie je dat bijna ieder werk vaak vanuit de materialiteit naar (ook) iets anders dan zichzelf wil refereren. Dit kan bijvoorbeeld de ruimte om het werk heen zijn, een vervaagde weerspiegeling van de toeschouwer, een verwijzing naar een andere kunstenaar of specifiek werk, de wijze waarop produkten worden samengesteld, een muziekstuk, de make-up van Marylin Monroe, een periode in de kunstgeschiedenis en vooral medium specifieke vragen die grenzen opzoeken en vervagen. Dit gaat dus iets verder dan vriendschappelijke gebaren van onderlinge exposanten. Het gaat eerder om de uitwisseling van verschillende contexten, gebaren en acties die juist verder reiken dan deze cirkel van makers – en niet persee sympathiek zijn. Maar, see it for yourself. Morgen zal er ook in het Brabants Dagblad iets worden geschreven over de tentoonstelling. Gijs van Lith beantwoord in dat stuk nog wat vragen.
@Pim, moet wel bij vermeld worden dat ik zelden alle werken publiceer. Er ontbreken er 14 (waarbij ik het drieluik als 1 beschouw), wel poog ik altijd een representatieve selectie te maken.
Pim, vooropgesteld dat ik de expositie (nog) niet gezien heb en dus afga op de foto’s die ik hier zie (en die volgens mij van iedere deelnemer minstens een werk tonen) bekruipt me ook het gevoel wat Niek al verwoordde (en misschien niet zo bedoelde als ik het opvat): waar wordt het verschil gemaakt? Misschien heb ik wel teveel exposities en kunstbeurzen bezocht de afgelopen jaren, maar in jullie (en ook andere) tentoonstelling(en) zie ik weinig vernieuwing (wéér een werk met neonletters, wéér een pallet met toevoegingen). Daaraan moet ik toevoegen dat de titel van de tentoonstelling de lat ook wel hoog legt, toen ik die las verwachtte ik misschien wat meer (rauwe) energie dan op de foto’s naar voren komen.
@Jonathan, Laat ik voorop stellen dat niet twijfel aan de oprechtheid en de noodzaak van de kunstwerken zelf.
In the bigger scheme of things vraag ik mij af of het uberhaupt nog mogelijk is een verschil te maken. Zoals jij ook zegt, als je veel ziet ga je ook dingen wederom zien en dan vraag je je af wat er aan toegevoegd kan worden. De titel Young Guns legt de lat inderdaad dan ook erg hoog en is misschien niet waar te maken omdat het eerste probleem altijd de kop op steekt; kun je nog radicaal iets toevoegen?
De radicaalheid zit em voor mij in de bezinning, de ogenschijnlijke kalmte in combinatie met een vermenselijking in materialiteit, andere vragen over een medium en een terugblik op wat geweest is. Niek, jouw bigger scheme of things vraag is natuurlijk altijd van toepassing, en tegelijkertijd ook nooit en vrij onzinnig; In feite is namelijk alles al gedaan, maar daar gaat het ook helemaal niet om. Denken dat de mensen zoveel anders zijn dan honderd jaar terug is nonsense, alleen zitten we wel in een andere tijd. Wat rest zijn dus de nodige variaties op kantelpunten die betekenis zouden kunnen genereren. En soms nieuwe middelen om dit te bewerkstelligen. Het feit dat je weleens eerder neon of een pallet hebt gezien is totaal geen argument om te zeggen dat deze tentoonstelling niet vernieuwend zou kunnen zijn, of je beoordeeld de boel zeer lui en mist alle nuances. Kijken kost tijd. Het zou dan ook oppervlakking zijn om neon enkel en alleen aan Bruce Naumann te koppelen en een pallet aan bijv. Marc Bijl. Wat toegevoegd wordt zijn dan ook andere samenstellingen, acties en gebaren – vormen die op een andere manier in staat zijn om betekenis te genereren. En daar zit zeer zeker vernieuwing in. De vraag over het glazen plafond is dus niet relevant wanneer kunstenaars opzoek blijven naar nieuwe systemen, en die zullen altijd ontdekt worden. Maar de verwachting dat dat op grotesque wijze zal gebeuren is naief. Het zijn de nuances die tellen, en het lijkt me erg hedendaags en misschien radicaal om naar dat ‘kleine’ opzoek te gaan, voortbordurend op wat geweest is.
@Pim, Natuurlijk is ‘alles’ al gedaan, maar ik vraag me dus af of dat wel zo is. Natuurlijk zijn er altijd nuances die anders zijn. Ik ben de laatste die zal zeggen dat neon altijd hetzelfde aan betekenis is. En ik geloof ook niet dat Jonathan dat bedoelt.
Natuurlijk zijn we ook slachtoffer van de geschiedschrijving achteraf en zien we de stappen radicaler (die kwamen immers nooit uit de lucht vallen). Toch vraag ik me steeds vaker af, omdat alles al gedaan is, waar zijn de radicale ruimtes?
Als het daadwerkelijk zit in het steeds opnieuw zoeken van systemen van betekenis in beeld, dat zou kunnen, wat maakt dan het ene evidenter dan het andere? Waar zit hem die rek? In die zin doel ik op dat glazen plafond.
De kleine stapjes zijn er, maar als maker ben je toch ambitieuzer dan enkel kleine stapjes? (wat overigens niet persoonlijk opgevat dient te worden)
Het is maar de vraag hoe klein die kleine stapjes zijn.. Over die rek: dat is een goede vraag, eentje die ik (in elkgeval voor mijzelf) in mijn vorige post beantwoord heb.
En middels mijn werk probeer te beantwoorden. 😉
Natuurlijk zijn we ook slachtoffer van de geschiedschrijving achteraf en zien we de stappen radicaler (die kwamen immers nooit uit de lucht vallen). Toch vraag ik me steeds vaker af, omdat alles al gedaan is, waar zijn de radicale ruimtes?
(..)
De kleine stapjes zijn er, maar als maker ben je toch ambitieuzer dan enkel kleine stapjes? (wat overigens niet persoonlijk opgevat dient te worden)
Dit is precies wat ik bedoel. Natuurlijk is het belangrijk om goed te kijken Pim, maar feit is dat als je redelijk veel ziet, werken op elkaar beginnen te lijken na verloop van tijd. Er wordt dan het nodige van de kijker gevraagd om erbij te blijven en ook al komen deze vragen aan de hand van deze expositie naar boven: het had bij wijze van spreken net zo goed een andere expositie kunnen zijn. Dat je spreekt over wat er wordt toegevoegd aan deze expositie/samenstelling bovenop wat er al is en was impliceert een kennis en controle over het proces die je niet zou kunnen bezitten, omdat je nooit van alles op de hoogte kunt zijn. En dat is ook niet nodig, hele generaties kunstenaars hebben zich laten inspireren door hun voorgangers uit fascinatie.
Niek, jij loopt stad en land af om exposities te bezoeken en je bent zelf kunstenaar. Als jij jezelf al afvraagt of het in the bigger scheme of things nog mogelijk is om een verschil te maken, wat zou jij dan in jouw werk idealiter willen bijdragen aan de kunstwereld? Met andere woorden: waarom maak je kunst? Gorky was zo gefascineerd door Picasso’s werk dat hij jarenlang genoegen nam met het namaken van Picasso’s, alvorens hij een eigen beeldtaal wilde ontwikkelen. Zou dat nu ook nog genoeg kunnen zijn?
@Jonathan,
“Waarom maak ik kunst?” Pijnlijke en goede vraag waar ik nog altijd geen antwoord op heb. Die vraag is ook een van de redenen geweest om met dit blog te beginnen. Natuurlijk is het ook een bezigheid an sich die voor mijzelf belangrijk is maar dat is natuurlijk niet een voldoende antwoord. Ik ben me zeer bewust van deze problematiek.
Nog een (kleine) toevoeging: achteraf kunnen we in talrijke boeken lezen welke stromingen er in de kunst zijn geweest, inclusief de anekdotes wie met wie omging en wie wie heeft beïnvloed. Zoals het voorbeeld van Picasso dat ik hierboven aanhaal. Tegenwoordig is het veel moeilijker om dat te duiden, omdat we in het hier en nu leven en alleen daardoor al geen volledig beeld van het grotere plaatje kunnen vormen (dat gebeurt altijd achteraf). De komst van het internet heeft dit nog verwarrender gemaakt, omdat we (de kunstliefhebber en de kunstenaar) toegang hebben tot een immens groot beeldarchief dat ons beïnvloedt, maar door de schaal grotendeels onoverzichtelijk blijft. Misschien is het wel niet meer van deze tijd om je door één bepalende kunstenaar te laten inspireren en diens “leer” over te nemen en de jouwe te maken. Het gevolg daarvan is dan (voor mij) bijvoorbeeld dat ik (om aan jouw werk te refereren Pim) al talloze “palletconstructies” voorbij heb zien komen, zonder dat ik je ook maar kan vertellen wie de makers waren. Los van de nuances die er ongetwijfeld in ieder afzonderlijk werk zitten, is het gevolg toch op een gegeven moment dat de werken inwisselbaar worden, alle goede bedoelingen van de kunstenaars ten spijt. Ik weet niet of dat persé met mijn luie manier van kijken te maken zou hebben, het is wel zo dat ik bij tentoonstellingen waar veel werken worden getoond me laat leiden door mijn persoonlijke voorkeur en dus niet alles met een even scherp oog zal bekijken. En dat zijn dan zeker niet per definitie de meest radicale, in het oog springende werken, maar de werken die me op de één of andere manier raken. En dat blijft (gelukkig) persoonlijk.
Volgens mij is het het belangrijkste dat een kunstenaar datgene maakt wat hij/zij echt graag wil maken en niet zozeer nastreeft om “kunst” te maken.
Al is het begrijpelijk dat er geprobeert wordt om “kunst” te maken , wanneer er al een hele berg indrukwekkende kunsthistorische voorwaarden klaar ligt om aan te voldoen, wat natuurlijk veiliger/prettiger/meer comfortabel werken is. Men hoeft dan enkel nog wat nuanceringen aan te brengen en het resultaat lijkt dan “eigen”.
Dezelfde methode kan ook worden toegepast op het theoretische aspect dat(zoals het hoort) de praktijk moet ondersteunen en bij het vinden van gelijkgestemden om een tentoonstelling mee te maken.
Op deze manier verword de kunstpraktijk echter wel tot een extrinsiek gemotiveerde formule die breder gezien werken oplevert die steeds meer inwisselbaar worden.
Daar is op zich niets mis mee(trends en stromingen waren er altijd), maar het levert niet het meest boeiende beeld op.
Het listige aan dit geheel is dat je als jonge kunstenaar niet altijd even goed kunt doorzien wanneer je je op een veilig pad begeeft en dat het daarentegen prettig is wanneer je met je werk in ieder geval ergens aan voldoet. Sommigen kiezen o.a. hierdoor voor een masteropleiding,echter deze opleidingen moeten ook aan hun voorwaarden voldoen en ervoor zorgdragen dat het in die zin competente studenten aflevert. Dit heeft echter weinig met de ontwikkeling van een boeiende kunstpraktijk te maken, dat moet de jonge kunstenaar nog altijd helemaal zelf doen.
.
– “Men hoeft dan enkel nog wat nuanceringen aan te brengen en het resultaat lijkt dan eigen”
Enkel nuanceringen? Een bagatellisering van de nuance, vreemd. Eigen? Wat bedoeld u met eigen?
– ” Op deze manier verword de kunstpraktijk echter wel tot een extrinsiek gemotiveerde formule die breder gezien werken oplevert die steeds meer inwisselbaar worden”.
Een theoretisch kader is volgens u dus per definitie een veralgemenisering van het werk? Ook vreemd. Deze is net zoals iedere andere bron van inspiratie. En hoeven bovendien intrinsieke waarden totaal niet in de weg te zitten.
– ” Het listige aan dit geheel is dat je als jonge kunstenaar niet altijd even goed kunt doorzien wanneer je je op een veilig pad begeeft en dat het daarentegen prettig is wanneer je met je werk in ieder geval ergens aan voldoet.”
Kunst is geen oude vrouwen hobby of apenstreek. Het is ook geen statische aangelegenheid die los van alles staat. De behoefte om ergens aan te voldoen heeft niets te maken met andermans wens, eerder met het niet willen verwaarlozen van een geschiedenis en interessante hedendaagse ontwikkelingen. Het lijkt me allemaal iets complexer dan u hier schetst.
-De nuance als gegeven wordt niet zozeer binnen mijn vorig commentaar gebagatelliseerd.
Ik probeer eerder te beschrijven hoe het gebruik ervan binnen een nieuw kunstwerk gebagatelliseerd kan worden, wanneer hetzelfde kunstwerk als eindresultaat een 13 in 1 dozijn werk geworden is(zoals Jonathan het heeft over werk dat op elkaar lijkt).
Het complexe van de nuance zit ‘m volgens mij daarin dat deze ook duidelijk getoond moet worden zonder dat het een goedkoop effect wordt. Bij te genuanceerde nuances vraag ik me vaak af of de maker wel helemaal met beide benen achter zijn beslissing heeft gestaan.
Soms dienen nuances daarom radicaal toegepast te worden, daarmee kan een juist toegepaste nuance het oude of bekende gegeven uit bijvoorbeeld de theorie of kunstgeschiedenis radicaal veranderen zoals: 5 letters, een snor en een baard op het beroemdste portret uit de kunstgeschiedenis, of 4 tafelpoten onder een gesigneerde originele beroemde grijze monochroom(Kippenberger werkte trouwens ook met pallets, maar dan niet als sokkels).
Het radicaal toepassen van de nuance is niet eenvoudig te beheersen, wat de keuze voor een ingetogen nuance mogelijk verklaart?
Met “eigen” bedoel ik een idee, de theorie of andere vorm van inspiratie die eigen wordt gemaakt tijdens het maakproces door de kunstenaar via zijn/haar toegepaste beslissingen binnen het uiteindelijke werk. Het kunstwerk als vertaling van het idee, de theorie of andere vorm van inspiratie.
-Een kunsttheoretisch kader hoeft absoluut niet voor een veralgemenisering van werk te zorgen. Het gaat meer om de wijze waarop een dergelijk kader wordt vertaald naar werk.
Het lastige van een kunsttheoretisch kader is dat het nogal dogmatisch kan werken wanneer het een kunst oplevert die een theorie behandelt die weer over bijvoorbeeld NU gevestigde kunst gaat.
In hoeverre maakt de kunstenaar daar nog onderscheid tussen de intrinsieke beslissingen en de richtlijnen die linea recta uit de theorie voortkomen?
En hoe maakt deze dat duidelijk binnen zijn/haar werk?
-Apenstreek/oude vrouwenhobby? Daar had ik het niet over en doelde ik ook niet op, al ken ik wel vermogende dames van middelbare leeftijd en daarboven die met het uitdijen van hun hedendaagse kunst verzameling(hobby?) behoorlijk respectabele en ook jonge onbekende kunstenaars aan het eten houden. Iets wat alleen maar toe te juichen is volgens mij.
Nu alles al ooit eens gedaan lijkt, dan verwijst ieder als kunst gepresenteerd werk altijd wel naar één of meerdere punten in de hedendaagse, moderne of meer klassieke kunstgeschiedenis.
Hedendaagse ontwikkelingen die een kunstenaar genoeg weten te boeien, vinden logischerwijze hun weerklank binnen het werk dat deze kunstenaar maakt(soms zelfs iets te veel).
Is het dan geen schot voor open doel om aan deze kunstgeschiedenis en de hedendaagse ontwikkelingen ook nog eens te willen voldoen?
Of ontstaat juist de ruimte voor iets nieuws wanneer een werk aan geen van dit alles voldoet?
Ter verduidelijking: met mijn posts reageer ik op de ontstane discussie naar aanleiding van het LP Item over de “Young Guns” tentoonstelling en niet per op de tentoonstelling zelf.
Helder stukje Chiel.
“Hedendaagse ontwikkelingen die een kunstenaar genoeg weten te boeien, vinden logischerwijze hun weerklank binnen het werk dat deze kunstenaar maakt(soms zelfs iets te veel).
Is het dan geen schot voor open doel om aan deze kunstgeschiedenis en de hedendaagse ontwikkelingen ook nog eens te willen voldoen?
Of ontstaat juist de ruimte voor iets nieuws wanneer een werk aan geen van dit alles voldoet?”
Ik denk dat je hier vrij accuraat het gevoel omschrijft dat ik vaak krijg bij het aanschouwen van het (oneerbiedig gesproken) inwisselbare werk. En tevens zit hier ook de moeilijkheid van het ‘kunst maken’ of kunstenaar zijn, want als ik je goed begrijp zeg je dat de kunstenaar de kennis tot zich moet nemen, het vervolgens overboord gooit en aan de slag gaat. Ik ben zelf geen kunstenaar, maar het klinkt als een bevrijdende manier van werken die het ontstaan van nieuwe kunst legitimeert (niet dat ik twijfel aan de noodzaak daarvan). Dat idee staat wel haaks op ‘de nodige variaties op kantelpunten die betekenis zouden kunnen genereren’, zoals Pim het hier eerder beschreef, denk jij dat het ook anders zou kunnen Pim?
Ik ben het ook met veel eens dat Chiel beschrijft. Feit blijft wel dat de nuance dus telt, en natuurlijk ligt daar ook de moeilijkheid. Ik vind alleen dat het verwachtingspatroon van de toeschouwer soms teveel op spektakel gericht is. En dat als het niet spectaculair genoeg is, de nuance niet raak of scherp genoeg bevonden wordt. Verder, om Jonathan zijn vraag te beantwoorden: je omschrijft zo’n werkproces wat mij betreft heel goed. Ik denk alleen dat de kennis die je tot je neemt niet overboord gegooit wordt, maar onderdeel van je wordt op het moment dat die kennis je heeft geinspireerd. Je kan het vervolgens logisch noemen dat dit zijn weerklank vindt in het werk, maar zo vanzelfsprekend is dat niet. Noch is het bewust zijn daarvan logisch of vanzelfsprekend. Het feit dat ik het vanzelfsprekend maak voor mijzelf, is dan ook het enige dat ik bedoelde met ‘voldoen’. In die zin liggen mijn ‘kantelpunten’ ook gewoon in het verlengde van wat Chiel schreef.