Bij Juliette Jongma is op dit moment een groepstentoonstelling te zien met werk van Frank Hannon, Pawel Kruk, Benoît Maire,
Pablo Pijnappel en Willem Oorebeek.
De titel blijkt in het Hebreeuws ‘verwarren’ te betekenen en is ook Babel er een afgeleide van. De Babylonische spraakverwarring wordt hier beeldend ingezet. Niet overal is de betekenis direct evident maar wel dat er een beeldende input is die al dan niet ‘in the eye of the beholder’ zich manifesteert tot betekenis.
Dit ‘meaning in the eye of the beholder’ is niet vanuit een “ik vind het mooi als mensen er zelf wat in zien”. Maar juist een heel bewust afgewogen confronteren van de toeschouwer met die werking. De toeschouwer kan niet zo maar verzinnen, het dient vanuit alle laden die deze beschikt gelezen te worden. De betekenissen wordt gedolven uit kunstgeschiedenis (Kruk), door narratieve beeldconcepten te tonen (Maire), door combinaties te maken van beelden die niet direct aansluiting vinden met elkaar (Hannon en Pijnappel) of door het beeld te verbloemen (Oorebeek). Dit zijn allemaal diverse methodes om een helder uitgesproken beeld naar zichzelf te plooien.
Door deze beeldverwarring wordt je als toeschouwer gewaar van die betekenisproblemen. Het is dus bijna alsof je met een Chinees probeert te communiceren zonder dat je zijn woorden verstaat. Je wordt je dan bewust van het altijd aanwezige misbegrip wat we dan hebben. De enige betekenis die je kunt destilleren is niet zo zeer de letterlijke betekenis, maar de mogelijke betekenissen als abstracte concepten aan de hand van zijn lichaamstaal en manier waarop hij zijn stem gebruikt.
Even zo goed als de Chinees waar we mee communiceren zijn beelden geen eenduidige dingen. Er wordt vaak gesproken over beelden als objecten maar deze tentoonstelling geeft weer dat het eerder even zo goed als de toeschouwer subjecten zijn met diverse persoonlijkheden en ook verschillende posities van aanspreken. Net zoals dat een Chinees voor ons iets anders is als dat die Chinees is voor zijn broer, maar toch dezelfde blijft.
Pawel Kruk (1976) verwijst duidelijk naar kunst maar laat deze niet altijd volledig zien. Zo mist het bekendste beeld uit de reeks zichten op Fuji van Hokusai.
De film van Benoit Maire (1978) is het sterkste werk binnen het concept van de tentoonstelling. De beelden zijn zeer secuur gekozen maar schuurt continue tegen het absurde aan zonder dat echt te worden. Een oude man en een jonge bewegen zich binnen een woning en lijken een spel tussen absolute waarheden en relatieve waarheden tegenover elkaar uit te spelen. Zo wordt een pianist getoond die een stuk speelt met enkel zijn linkerhand, al is dat niet te horen.
De werken van Frank Hannon hebben een bijna zelfde soort willekeur als dat van Maire, de willekeur is soms iets evidenter dan op andere momenten maar continue zitten vreemde elementen op een heel vanzelfsprekende manier in elkaar. Het zijn geen vreemde objecten maar eerder vreemde betekenissen die op elkaar gestapeld zijn.
Pijnappel toont twee projecties die niet synchroon lopen, het resultaat is verreweg het meest absurde binnen de tentoonstelling, een tekst die niet aansluit op de vervreemdende beelden.
Het werk van Willem Oorebeek lijkt een zwart vlak op een witte plaat. Maar als je heel goed kijkt zie je dat het zwarte niet egaal zwart is maar dat er duidelijk een beeld in verstopt zit. Door de mist van het zwart probeer je het beeld te herkennen.
Een mooie poetische tentoonstelling die zich toch ook rationeel goed weet te duiden, wat vaak in tegenspraak is met elkaar. Niet voor iedereen even geschikt want je moet er echt even de tijd en energie voor nemen. Is nog te zien tot en met 23 februari bij Juliette Jongma te Amsterdam.
Laat een reactie achter;