Gisteren sprak ik over een groep jonge honden bij Majke Husstege, waar bij jonge kunstenaars de theorie op een bepaalde manier de kaders bepaald voor de mogelijkheden om de kunst als geheel te bewegen. Bij De Expeditie/Zsa-Zsa Eyck lijkt Pieterjan Ginckels (1982) voor een gedeelte dezelfde problemen te hebben. Wat moet je nog toevoegen aan die enorme hoeveelheid beelden en ideen die de beeldende kunst de afgelopen 2 eeuwen heeft voortgebracht?
In feite maakt hij geen ‘nieuw’ beeld. In een tijd waarin beelden overvloedig zijn toont hij eerder hoe deze zich gedragen in een context. Die context is divers van aard, soms gaat deze om zichzelf (Anspach is een grote weg in de stad waar hij woont) maar vaker algemeen (iPods en verwijzingen naar politiek zoals Vladimir Poetin). Ginckels treft beelden en geeft deze door kleine ingrepen, met comic sans, door beelden te stapelen of door kleine aanpassingen met paint een nieuwe context of betekenis.
Het maken van een nieuw beeld is in zekere zin niet meer nodig. De betekenis van die beelden die er al zijn of zijn geweest, lijkt noodzakelijker. Hoe wordt een idee of een beeld gelezen, wat heeft dat voor gevolgen? Of dat dan ook daadwerkelijk een toevoeging oplevert voor de beeldende kunst is weer een ander verhaal.
Het stapelen van 250 beelden, die je niet ziet, geeft het idee dat het ieder beeld kan zijn. We zien uiteindelijk slechts flarden, en flarden van een beeld is ook een flard aan betekenis. Maar een gevaar is wel, het is slechts een flard van een toevoeging. De snelheid van de toevoeging is hardlopen en soms ook doodlopen.
De tentoonstelling van Pieterjan Ginckels is nog te zien tot en met 22 februari bij Galerie De Expeditie/Zsa Zsa Eyck.
Laat een reactie achter;