Als je alle popmuziek van de afgelopen eeuw in bladmuziek zou afdrukken zie je steeds dezelfde twaalf noten, het overgrote merendeel is in vierkwartsmaat en gebruikt dezelfde akkoordbewegingen. Hoewel het een enorme hoeveelheid muziek betreft klinkt het toch steeds weer opnieuw anders. Het zijn niet zo zeer de verschuivingen in toonhoogte, of de tempo-wisselingen die de muziekhits zich van elkaar onderscheiden. Voor wie meezingt zijn het wellicht de teksten die het verschil maken, maar iets waar popmuziek zich zeker in onderscheid is hoe er wordt omgegaan met de klanken, het geluid. Een melodie gespeeld op een kalm gespeelde piano klinkt totaal anders dan eentje op een snoeiharde elektrische gitaar. Het zijn de verschillende benadering hoe er wordt omgegaan met de ingrediënten die bepalen hoe het uiteindelijk klinkt. Het zijn variaties op een thema.
Ik heb het vermoedden dat Thé van Bergen (1946) op een vergelijkbare manier zijn schilderijen benaderd. Onderwerpen als bloemen, landschappen of het interieur kunnen leunen op een sterke traditie in de schilderkunst. Van Bergen benaderd die onderwerpen, hoewel herkenbaar als figuratieve beelden, steeds opnieuw als een schilderkunstige mogelijkheid. Het is als het zoeken naar ruimte met verf op doek als middelen. Wat doet het schilderij als er onverwachtse schilderkunstige ingrepen gedaan worden?
Het meest opvallende is hoe fysiek de werken zijn. Niet als platte vensters op een andere werkelijkheid, maar steeds opnieuw bevestigen de werken dat het objecten zijn van verf op doek aan een muur. Stevige impasto en beschilderde randen in contrasterende kleuren tonen niet alleen een enorme vindingrijkheid in de omgang met het materiaal, maar verleiden ook om het werk ruimtelijk te benaderen. De randen spelen gezien van de zijkant een heel prominente rol naar hoe dat schilderij betekenis krijgt. Als je er recht voor staat zie je die randen een heel stuk minder. Ook het zware impasto maakt sommige delen van de schilderijen sculpturaal. Een geruit patroon op een mauw is niet alleen dat, maar ook zorgvuldig opgebouwde ruimtelijke olieverf. Ik kan mij voorstellen dat er in het atelier veel mislukt, ieder werk toont een opeenstapeling van nieuwe mogelijkheden van het fenomeen schilderij binnen de traditionele kaders ervan. Dat moet dan maar net steeds opnieuw goed gaan.
De hier getoonde werken van Van Bergen tonen een enorme diversiteit aan schilderkunstige oplossingen. Wat de werken bindt is de wat cartooneske benadering van vrij ingetogen beelden van relatief traditionele onderwerpen. De rijkdom zit hem niet in de voorstelling, maar vooral in hoe Van Bergen daar verder mee om gegaan is.
Deze tentoonstelling is nog tot en met 14 januari te zien bij FRED&FERRY GALLERY te Antwerpen.
Laat een reactie achter;