De eerste theoretische tekst over schilderkunst is het boek ‘Over Schilderkunst’ van Alberti. Het traktaat is vooral bekend vanwege de uitleg hoe perspectief werkt. Het begint met de metafoor dat een schilderij is als een venster waarop een blik op de realiteit voorgespiegeld wordt. Het boek werd gretig gelezen door tijdgenoten zoals Da Vinci en Botticceli. Het concept van perspectief werd onder schilders immens populair en zou de basis worden voor hoe de Westerse blik zich vervolgens zou ontwikkelen. Kunst werd letterlijk een venster, een illusionistische blik op een andere werkelijkheid waar betekenis uit kan worden ontleend. Het zou nog eeuwen duren voordat kunstenaars hier weer los van kwamen. Maar het is nu nog altijd een fundamenteel onderdeel van het Westers denken over beeld.
Ik heb me altijd al afgevraagd, hoe zouden we naar beelden gekeken hebben als Alberti niet het venster als metafoor had gebruikt, maar bijvoorbeeld een deur. Een deur is natuurlijk een heel ander soort raam. Soms kun je er doorheen kijken, maar net zo goed kan het een gesloten muur zijn. Daarnaast is het niet enkel een passief object, een deur vereist actieve handelingen om deze te openen en doorheen te gaan. Hij kan open, hij kan dicht zijn. Het is meer een gebruiksvoorwerp dan een raam. Een deur heeft dan ook meer vormgeving, denk aan die deurklink en de menselijke maatverhoudingen van die deur. Allemaal verschillen tussen hoe we doorgaans omgaan met een deur tegenover het venster. Wat zou deze metafoor doen met hoe we naar zo’n beeld kijken?
In deze tentoonstelling toont Magali Reus (1981) naast beelden met typografie en paddestoelen een aantal objecten die sterk doen denken aan deuren. De maatvoering maar ook dat ze tot de grond geïnstaleerd zijn maakt dat ze anders lijken dan de meer schilderkunstige fotocollages die ook in de tentoonstelling te zien zijn. De sculpturen zijn niet bruikbaar als deur. Geen van allen hebben bijvoorbeeld een deurklink. Maar één van de werken heeft wel een schanier. En een ander werk lijkt te bestaan uit twee deuren die met een ketting gesloten zijn.
Pas als je dichterbij komt zie je dat de deur maar een enkel schanier heeft, en het slot lijkt te bestaan uit een stuk touw met een plastic bord. Maar dan vallen de andere details op, de gaten, de flarden van tekst. De gaten in de deuren maken nieuwsgierig naar de achterzijde. Je wilt de deuren open doen, maar dat kan niet. Bij een van de werken is de achterkant wel te zien en toont dan de boodschappentas die is uitgespaard in de voorzijde. Het is een vreemde plek voor een boodschappentas, maar het benadrukt hoe precies vormgegeven deze objecten zijn. Ze geen venster op de werkelijkheid, maar vormgegeven objecten die onbruikbaar zijn gemaakt. De boodschappentas heeft een heel andere functie zoals de deuren ook van hun functie zijn ontdaan.
Of Reus zo heeft nagedacht over de sculpturen weet ik niet, maar eventjes had Alberti nooit over het venster geschreven toen hij het perspectief uitlegde aan schilders, maar over deuren.
Laat een reactie achter;