David Jablonowski (1982) is al een poosje hard bezig maar had nog geen solo bij Fons Welters. Nu dus wel.
Bij binnenkomst stuit je eerst op wat werken in de voorruimte; twee beamers en enkele sculpturen aan de wand. Echt overtuigen doen de werken niet. Er is net te veel te dicht op elkaar geplaatst. Daar wordt het niet alleen wat rommelig van, met name de sculpturen aan de wand lijken net iets te veel op elkaar en verraden de methodiek van Jablonowski. Dat is jammer want juist die onduidelijkheid van de betekenis is de kracht. De methodiek is juist hetgeen je zo min mogelijk wilt zien.
Maar dan, dan kom je in de grote ruimte. Grote monolieten van piepschuim doemen op in de ruimte. Deze volumes doen massaal aan in hun aanwezigheid maar blijven tegelijk maar lichte blokken piepschuim. De glazen en metalen platen zijn als afwerking op perfecte plaatsen en momenten geplaatst. Aan alle details is gedacht, zo zweven enkele platen op dunne schroefjes en zijn sommige platen prachtig in de blokken piepschuim gesneden. Zowel het grote gebaar van de enorme volumes ten opzichte van de verfijning in scherpe gecalculeerde aanvullingen van glas en metaal, het klopt precies. Ik wil het woord niet gebruiken, want je gebruikt het te snel, maar het past; subliem.
De beeldschermen die erbij hangen zijn inhoudelijk begrijpelijk maar eerder ruis dan noodzakelijk. Daarbij geven ze te veel context en leiden ze af. Niet vreemd genoeg gebruikten de meeste recensenten juist die films als kapstok om de werken te benaderen. Dat verraad enerzijds het beperkte kijken van de recensenten maar doet ook afbreuk aan het beeld wat er in feite vooral te zien is. Of zou Jablonowski toch minder beeldend kunstenaar en meer theoreticus zijn dan ik nu denk?
Is nog te zien tot en met 21 juli bij Fons Welters te Amsterdam en is zeer de moeite waard.