Het bouwen van een kaartenhuis is een kwestie van vallen en opstaan. De zwaartekracht probeert steeds maar weer opnieuw, de kaarten van een staande naar liggende toestand te brengen. Het kaartenhuis stort dan in. Alleen door de kaarten zo tegen elkaar te zetten dat de zwaartekracht zichzelf opheft, blijven de kaarten tegen elkaar staan. En dan moet er een verdieping op en dreigt de voorzichtig opgebouwde balans in elkaar te zakken door het gewicht van het huis dat er bovenop staat.
Het recht omhoog zetten van een vorm van papier is geen eenvoudige opgave. Maar er is een elegante oplossing; de vouw. Door een vouw aan te brengen leunt een kaart niet enkel meer op de uiterst dunne zijde, maar ontstaat er een oppervlakte in de vorm van een driehoek waarop de zwaartekracht verdeelt wordt. Niet langer is de speelkaart een object dat continue dreigt om te vallen, het blijft zonder enige moeite overeind staan.
Het is deze eenvoudige ingreep, het vouwen van een vlakte, die het sculpturale oeuvre van Frans Klerkx (1932) met elkaar verbindt. Vanuit vlak materiaal vormt zich zo een object dat overeind blijft staan en meer is dan alleen dat. Sommige ingrepen zijn makkelijk te volgen, zoals de berken multiplex palen. Door een vlak vier keer in dezelfde as te vouwen ontstaat een vierzijdige koker. Hij spaart daar vormen uit die dan als vleugels uitslaan. Met name bij de kleine prototypes zien we werken, waarvan niet heel inzichtelijk is hoe ze tot stand zijn gekomen. De complexe maar elegante vormen die daar bij zitten doen nog het meest denken aan origami figuren. Niet omdat zo duidelijk is dat het een zwaan of iets anders zou moeten voorstellen, maar een vergelijkbare vindingrijkheid en speelsheid.
Het zijn onderzoeken in ruimtelijkheid, altijd vanuit het materiaal gezocht. Hoe wordt een kaartenhuis meer dan het bouwsel dat ruimte inneemt? Ik vermoedt dat Klerkx het antwoord wel heeft.
Deze tentoonstelling was nog tot en met 17 december te bezoeken bij Embassy of Art te Amsterdam.
Laat een reactie achter;