Het is een understatement dat voorgaande afstudeerpresentaties van de Willem de Kooning een tikkeltje teleurstellend waren. Het was de afgelopen jaren aanzienlijk beneden het niveau van andere academies. Een overmaat van didactische presentaties met geinstrumentaliseerde praktijken die gebruik maken van dertien-in-dozijn symboliek. Natuurlijk, dat kan en mag op een academie. Alleen hoe kan het dat het vooral in Rotterdam is dat studenten vaak daar blijven steken terwijl ze elders wel degelijk verder weten te raken?
Het goede nieuws is, het is dit jaar beter dan andere jaren. Misschien dat juist door de gevolgen van corona de studenten geen genoegen meer nemen met vanzelfsprekendheden. Er zijn nog altijd te veel presentaties die toevallig uitstaan op het moment dat ik de expositie bezoek, te veel presentaties waarbij de eenduidige uitleg het werk extra betekenis zou moeten toekennen, te veel werk dat doet denken aan werk dat we al duizenden keren eerder gezien hebben.
Daar tegenover staan presentaties met werk dat net dat ene zo nodige stapje extra weet te zetten. Zoals het werk van Bobbie van Leeuwen, Tomasz Kulpinski en Vincent Zanni. Heldere presentaties waar weinig concessies zijn gedaan onder druk van buitenaf. Ze overtuigen te zijn wat ze willen zijn. Nog altijd zijn het er niet veel, maar het feit dat ze er deze lichting zijn geeft de hoop dat er talent op de Willem de Kooning zit waarvan we nog meer gaan horen.
Maar, wat vooral opvalt is een klein briefje dat her en der hangt en het werk bij de entree van Carla Arcos Mathon. Eindelijk, eindelijk spreken de studenten zich uit over wat hier al jaren mis lijkt te gaan. Het werd tijd… Nu maar hopen dat die managementlaag er ook iets mee gaat doen.
Laat een reactie achter;