Uit de reeks eindexamen exposities was afgelopen weekend de masters van AKV/Sint Joost, voor deze gelegenheid in de Service Garage te Amsterdam. De rede waarom het in Amsterdam is, is mij niet bekend. Een van de redenen heeft allicht te maken met het feit dat zo’n groep een ruimte nodig heeft die niet te groot is, maar ook niet te klein. De Service Garage leent zich perfect voor kleine groepstentoonstellingen.
Opvallend is de ironische ondertoon in het geheel. Of dit bedoelt is of een samenspel van diverse factoren is niet helemaal duidelijk. Het kan zijn dat de opener van de tentoonstelling door Remy Habets dit afdwingt. Een jachtgeweer die gericht is op een stapel afgietsels van hoofden. Een sympathiek werk, maar wel een die vervolgens de context zet voor ander werk. Ook al zou ander werk serieus zijn krijgt het door de binnenkomer toch een andere smaak.
Ook het werk van Ciesluk heeft een bepaalde nasmaak die ander werk daarin meetrekt. Alles kan belachelijk worden gemaakt. De vraag is alleen, wat is dit meer dan een grap?
Het relatief serieuzere werk van Tanya Long, Pim Kersten en Nelleke Schiere wordt daarmee geen recht aan gedaan. Het zou allicht beter zijn geweest als het getoond werd op een andere locatie om de toonzetting te doorbreken. Gelukkig zijn het relatief krachtige statements (al is het maar door het formaat) waardoor het wel overeind blijft staan. Tanya Long presenteerd 3 grote unieke c-prints die als analoog maar abstract beeld functioneren, Nelleke Schiere maakt kleur naar een ruimtelijker fenomeen en Pim Kersten toont enkele doeken waarin materie, vorm en kleur samenkomen.
Het werk van Raphael Langmair houd het qua toon precies tussen die twee houdingen in en blijft ook daardoor scherp.
Was tot en met gisteren te zien. Een eindexpositie van 5 dagen volstaat blijkbaar.
Ik vind de titel van al iets ironisch hebben. 🙂
Heb je met de kunstenaars gepraat over hun werk of is dit je eigen interpretatie? Ik zie ook wel de (zwarte) humor in het werk met de hoofden en het jachtgeweer maar als ik uit de titel afleidt dat het zijn vrienden zijn dan komt het in een heel andere context te staan die verre van ironisch is. En als iemand wat vierkanten op een doek schildert en het vervolgens ’trying to find a circle in some squares’ noemt, dan spreekt daar juist een ironische ondertoon uit. Dat is mijn interpretatie dan, ik ben ook maar even gaan kijken.
@Andreas, Klopt, toch heb je een open vorm van ironie en een gesloten, de ene verwijst naar meerduidigheid, de ander sluit af. Die tweede versie was meer aanwezig dan de eerste. (Ciesluk in dit geval als gesloten, die van Pim Kersten als open).
En ja, ik heb studenten gesproken maar dat staat los van hoe ik er vervolgens naar kijk. (ik ga dus ook uit van de beeldende informatie. (de titel heb ik zo niet direct begrepen, maar zou kunnen. Punt blijft wel dat het de ruimte blijft domineren). Misvattingen van mijn kant mogen altijd aangekaart worden door de studenten in kwestie ;). Hoop hiermee je probleemstelling beantwoord te hebben hoe ik er naar kijk. Zo niet, ook dat mag aangekaart worden ;).
Niek, je antwoord is duidelijk maar het is dan toch een verschil van inzicht denk ik, wat niet vekeerd is. Er hing een tasje aan de muur met daarop een tekst die verwees aan de overleden grootmoeder van volgens mij ciesluk. Mooi in al zijn eenvoud en heel duidelijk. daarom begrijp ik waarschijnlijk je commentaar niet wat betreft de ironie, je kunt de kunstenaar sentiment verwijten maar de ironie is in zo’n werk ver te zoeken. belangrijker voor mij is dat het werk iets losmaakt, dat ik me erin kan verplaatsen en tot kan verhouden. bij het geweer met de hoofden had ik dat en ook bij het tasje op de muur. Je kunt dan spreken over een open of gesloten vorm van ironie, maar die geschilderde vierkanten lijken vooral naar zichzelf te verwijzen en zijn eigenlijk gewoon ontzettend saai om naar te kijken, je kijkt ernaar en loopt weer door. ik vraag me dan in ieder geval af wat er geleerd wordt op zo’n opleiding als dat het beste is wat je kunt produceren. Ik ben het met je eens dat de werken behoorlijk uiteenlopend waren (ook kwa kwaliteit) en dat lijkt me het gevolg van het gegeven dat het een eindexpositie van een opleiding betreft. Geen kritiek naar jouw overigens, ik lees je blog altijd met veel plezier.
@Andreas, Allereerst dank voor je compliment.
Ik denk dat we qua referentialiteit een ander idee hebben over de waarde daarvan en vandaar hier van visie verschillen. Ik zie het als een probleem als een werk direct naar iets specifieks verwijst. Dan blijft het binnen zijn eigen problematiek, het voorbeeld van het tasje (ook al kan ik het me even niet voor de geest halen) is bijvoorbeeld erg referentieel van karakter en ook specifiek (anekdotisch zelfs?). Of het beeld zou door dat specifieke object gerelateerde moeten doorbreken, zoals dat gebeurt als het een universelere context zou hebben. Bij het werk van Habets en Ciesluk (in elk geval de hier getoonde werken) blijven erg in die directe specifiekheid zitten naar mijn mening, ze komen niet verder naar een bredere laag. Het werk van Kersten (de vierkanten) zijn inderdaad erg zelfverwijzend maar daardoor bieden die ook juist de mogelijkheid om vele malen universeler te zijn omdat die specifieke anekdote volledig ontbreekt. (Zoals ook Mondriaan meer zegt over ‘het leven’ dan veel figuratieve schilders). Klopt het dat we daarin van visie verschillen? Want dan begrijp ik je ;).
@Niek, ik denk inderdaad dat daar het verschil zit, maar los van je persoonlijke mening die je natuurlijk mag hebben (dat doe ik immers ook) heb ik problemen met het klaarblijkelijk op de hoogte moeten zijn in alle ontwikkelingen in het hedendaagse kunstdiscours om ook maar iets te begrijpen van wat er allemaal in de galeries wordt neergezet of in dit geval die werken van kersten, waarbij ik de indruk krijg dat er een loopje met me wordt genomen (ook zeker door die titel). Het lijkt wel alsof de schilder niet wil dat ik hem begrijp, je zou dat als een arrogante houding kunnen zien. waarom zou ik dan moeite willen doen om die schilderijen te begrijpen als het verder helemaal niks in me losmaakt? het is waar, vierkanten op een doek kunnen in principe ‘alles’ representeren, ze zijn in dat opzicht veel minder specifiek dan een geweer of een tekst op een muur, maar tevens word het dan ontzettend willekeurig in ieder geval op de manier waarop het hier is gepresenteerd. wat meer achtergrondinformatie had kunnen helpen omdat er nu niks overbleef dan een droge beschrijving van wat je ziet. bovenaan blijft natuurlijk de persoonlijke voorkeur staan, het een zou niet beter of slechter dan het andere hoeven te zijn, ik bezoek regelmatig galeries uit interesse en geef de voorkeur aan kunstwerken die me een bepaalde richting opsturen zonder het meteen over esthetiek t e hoeven hebben. 😉
@Andreas, Goed dat je het aanhaalt van het discours. Het is een lastig dilemma. Enerzijds zou kunst als fenomeen prima op zichzelf moeten kunnen staan. Er is sprake van een te aanschouwen beeld (wat niet direct betekend dat het zichtbaar hoeft te zijn). Maar dat betekend tegenwoordig dat alles kunst kan zijn. Daar zit hem ook direct het probleem, als alles kan wordt de rede ertoe belangrijker en krijg je dus ook een taalconstructie (discours) wat zich daar mee bezighoud. Vervolgens wordt die taalconstructie dan dermate relevant dat ook dat onderhevig raakt aan vorming ervan door kunstenaars. (Sterker nog, er zijn inmiddels kunstenaars die zich enkel bezig houden met discours en niet meer het beeldende werk erbij).
Maar eigenlijk hebben we het nog altijd over een beeldend iets (waarvan de tekst erover altijd een zwakke afgeleide is). Lastig dus.
De problematiek die je hebt met het werk van Kersten deel ik niet, maar dat heeft inderdaad te maken met persoonlijke voorkeuren. Begrijp je redenen daartoe dus wel.
Ik ga nog eens nadenken over die verhouding tot discours en misschien ook wel wat nu die voorwaarden zijn voor kunst die daar uit volgen.
Dank voor je reactie om ook daar eens over na te denken.
Interessante discussie; Andreas wat conservatief, Niek wat meer hedendaags. Zo zie je maar dat het volgen van de verschillende discoursen binnen de kunst (maar ook daarbuiten) genoeg oplevert. Iedere kunstuiting wordt nu eenmaal interessanter wanneer je je verdiept in wat er aan de orde is, of geweest is.
Het mooie is wel dat, naar mijn idee, die schilderijen van Kersten nu precies over jullie discussie gaat: De geometrische lichamen – de vierkanten als gestandaardiseerde vorm – die over elkaar geplaatst zijn. De verschillende lagen van transparante vierkanten bestaande uit diverse soorten verf reageren daardoor op elkaar. Dus refereren zij nu naar zichzelf of ook naar de ander? Zijn zij in staat een gemeenschap te vormen? (“trying to find a circle in some squares”).Typisch staaltje van autonomie versus context, op abstracte wijze verbeeld. Daarbij zitten er op klassieke wijze formele eigenschappen in de werken: licht(val), tijd (verschuivingen van het vierkant) en ruimte (materie versus immaterie) waarbij de vorm niet los staat van de inhoud. Zo zie ik het.
@Jonathan, ik kan niet anders zeggen dan een zeer scherpe analyse en ik denk ook de juiste. Met name in de problematiek van autonomie versus de context (ook ten opzichte van elkaar) past er helemaal bij. Dankjewel.
Interessante discussie, voor beide standpunten (Andreas/Niek) valt iets te zeggen en tevens dat beide discoursen binnen de kunst prima naast elkaar kunnen bestaan en elkaar in een gunstig geval zelfs aanvullen. De analyse van Jonathan vind ik behoorlijk scherp, maar als ik de woorden ‘gemeenschap’ en ‘aan elkaar refereren’ lees, dan doet het aan Martin Kippenberger denken, die hier in de jaren tachtig van de vorige eeuw mee bezig was (het schilderij gaat een relatie aan met zijn omgeving). Het blauwe lapje stof aan de onderkant van een van de schilderijen illustreert die notie zelfs bijna letterlijk. De scherpzinnigheid van Jonathan zie ik niet helemaal terug (in de foto’s van de schilderijen, want ik heb de tentoonstelling niet gezien), maar afgaande op zijn analyse en zodoende de verwijzing aan Kippenberger, durf ik te stellen dat Kersten vooral methodisch te werk lijkt te gaan, waarbij hij de ideeën van zijn voorgangers als (letterlijke?) handleiding gebruikt om tot eigen werk te komen. Mocht dat zijn uitgangspunt zijn, dan kan het een interessant onderzoek worden, maar de opmerking die ik eerder maakte over de (visuele) overeenkomsten met de werken van Bas van den Hurk (die, naar zo blijkt, een docent van Kersten was) geven me het idee dat hij nog erg zoekende is naar een eigen ‘handtekening’.
Wat betreft de tentoonstelling ziet het er (wat de foto’s betreft) interessant uit, die mix tussen ‘ironie’ en ‘serieus’ stoort me totaal niet, al vertellen de foto’s ook maar een deel van het verhaal.
Hi Ilja, ik veronderstel ook dat Kersten zeer zeker op de hoogte van Kippenberger is. En zo ook Jutta Koether – studente van Kippenberger – die o.a. de idee van ‘het schilderen naar/in de ruimte’ heeft voortgezet en dat op dit moment ook doet. De inhoudelijke overeenkomsten met van den Hurk zie ik ook, maar details die de ruimte opzoeken vanuit het schilderij (ook met iets anders dan verf) is iets dat (vandaag) veel vaker gebeurd dan alleen in het werk van van den Hurk. En dat ik bovendien geen letterlijke notitie vind van dat idee? Zo niet in het werk van van den Hurk als dat van Kersten. Ook de door jouw genoemde ‘methodes’ zie ik in deze werken op de foto’s niet terug. Ik kan het hoogstens qua concept en uitwerking herleiden naar een kruisbestuiving tussen de stofbilder van Blinky Palermo in combinatie met de verfmengingen op doek van Rob van Koningsbruggen.
(…ik drukte per ongeluk al op enter zonder mijn verhaal af te ronden) Dit zijn inhoudelijk en visueel twee totaal verschillende kunstenaars, waardoor een methodisch werken – voor mij – niet van toepassing lijkt te zijn.
@ilja & @Jonathan, Ik vermoed dat het eerder is zoals Jonathan het noemt dan hoe Ilja het benoemd. Hem kennende verwijst hij niet zozeer naar methodes van voorgangers maar inderdaad naar problemen van autonomie en context. (zie ook Ondertussen bij Kunstpodium T van vorige week).
Of heb ik het nu verkeerd Pim?
Niek, mijn opmerking over het gebruiken van een ‘handleiding’ om tot nieuw werk te komen was natuurlijk aangedikt en met een korreltje zout te nemen. 😉 De overeenkomsten in de werken van Kersten en van den Hurk zijn evenwel opmerkelijk, maar waar van den Hurk deels intuitief te werk lijkt te gaan, gaf de analyse van Jonathan me de indruk dat Kersten een stappenplan lijkt te doorlopen om tot een resultaat te komen. En dat kán natuurlijk een methode zijn, al wordt dat niet geheel duidelijk in de werken die ik van hem gezien heb. Zoals ik al eerder zei, het blijft een interpretatie, het moet geen karaktermoord worden.
Jonathan, het blijft natuurlijk een interpretatie die voortborduurt op jouw eerdere interpretatie. Mijn twijfels bij de manier waarop het werk van Kersten tot stand komt is voor een deel ingegeven door de expositie bij Kunstpodium T. in Tilburg die ik vorige week bezocht en waarbij ik in eerste instantie dacht dat de aldaar gepresenteerde werken van Kersten door van den Hurk waren gemaakt (wiens werk ik geregeld heb zien voorbijkomen bij exposities). Uiteraard zijn de formele elementen in de werken van van den Hurk niet slechts door hem ‘uitgevonden’ (of door Kippenberger of van Koningsbruggen), maar hij weet er wel een interessante draai aan te geven die het tot ‘zijn’ werken maken. Of, zoals vorige week bleek, blijkbaar toch niet helemaal, omdat Kersten de werkwijze van van den Hurk goed heeft weten te kopieren. 😉 Ik wist toen overigens nog niet dat Kersten les heeft gehad van van den Hurk, dus dat verklaart een heleboel, maar het is tevens een argument voor de eerder geuitte twijfels. Uit nieuwsgierigheid heb ik Kersten zojuist even opgezocht en de eerste aankondiging op zijn website is een expositie die hij samen met van den Hurk gaat doen. Dat zal vast een interessante expositie worden, waarbij de ‘leerling’ hopelijk een duidelijkere stelling zal innemen ten opzichte van zijn ‘meester’.
Hi Ilja, ook ik heb de website van Kersten opgezocht, dit deed ik al eerder overigens naar aanleiding van de door Niek hier geplaatste foto’s. Niet ter verdediging van Kersten, wel ter verdediging van mijn eigen kijken: Ik vind je argumentatie over het werk van Kersten bij kunstpodium T in relatie tot v/d Hurk wat dunnetjes en ongenuanceerd. Helemaal in combinatie met de andere werken die hij daar exposeert. Waar kijk je eigenlijk naar? Enkel het lapje stof? Het raster (de gekleurde platen) en de voorwerpen die Kersten gebruikt zijn prima te herleiden naar door hem al eerder gemaakt werk. En ik vind zijn werkwijze erg scherp en sensitief, waarbij ik uit kijk naar de toekomst.
Maar, ik heb geen zin in een welles-nietes verhaal, daar ik niet meer weet of ik je geformuleerde punten/argumenten – incl. de verontschuldiging “Niek, mijn opmerking over het gebruiken van een ‘handleiding’ om tot nieuw werk te komen was natuurlijk aangedikt en met een korreltje zout te nemen” – nu aangedikt moet vinden of serieus moet nemen. Ook je toon, op het spektakel gericht (“kopieren”?), lijkt niet bepaald bevordelijk voor deze discussie, het is bijna alsof je objectiviteit plaats maakt voor persoonlijke motivaties. Zonde.
Jonathan, nogmaals, voorop staat dat het een interpretatie blijft, deels gebaseerd op jouw analyse die zeer duidend is en na herlezen eerlijk gezegd doet vermoeden dat je de kunstenaar op zijn minst persoonlijk kent. Een stappenplan (om maar even in de terminologie te blijven ;)) naar de overeenkomsten tussen de werken van beide personen kan ik je evenwel niet geven, maar een werk van de een (wiens werk ik niet eerder had gezien) interpreteren als een werk van de ander en er krap een week later achterkomen dat er een relatie tussen beide personen is, lijkt me een behoorlijk objectief standpunt. Althans, wat die laatste constatering betreft dan.
Mijn opmerking over het korreltje zout met betrekking tot Kersten’s werkwijze leek me helder: het is een interpretatie en Kersten zal niet letterlijk een stappenplan ter hand nemen bij het maken van zijn werk. Daarbij besef ik terdege dat het een boude uitspraak is en herhaal ik mezelf nog maar een keer: het is niet mijn bedoeling om een beginnend kunstenaar volledig te fileren op een forum.
En om dat laatste te voorkomen sluit ik me zodoende volledig aan bij je welles-nietes opmerking. 😉
@Ilja, @Jonathan, En zo komen we er uiteindelijk toch nog uit 😉
@Pim, jij zag er blijkbaar wel de lol van in ;).
Mooi gesprek!
ik kon een lach niet onderdrukken tijdens het lezen van dit verhaal. Als ik psycholoog was geweest had ik wellicht een bipolaire stoornis bij jonathan/pim vastgesteld die zo hard en met moeilijk woorden probeert zijn eigen werk te verantwoorden. De kers op de taart is natuurlijk de laatste opmerking van pim. Mijn advies: beste jongen, als je gezien wilt worden dan kun je ook kritiek verwachten. in dit geval ook nog ns terecht. kijk niet zoveel naar anderen en zoek lekker je eigen weg.
Hallo Edmond. Ik vind het wel mooi dat je dit ziektebeeld gebruikt om tot je conclusie te kunnen komen. Een erg interessant én hedendaags ziektebeeld waartoe sommige aspecten in mijn werk zich zeer zeker kunnen verhouden, daar ik een kind van mijn tijd ben. Goed gezien. Een verantwoording van mijn hand heb ik daarentegen niet gelezen. Mijn eigen weg bewandel ik, samen met anderen: altijd op zoek naar goede parallellen en verschillen.
Egmond en Ilja denken nog steeds in termen van zuivere authenticiteit. Dat deden Stalin en de fascisten ook, de keerzijde van de 20e eeuw – die voorbij is.
Wij zijn velen: kunst als hybride.