Lang heb ik het niet begrepen, Els van Odijk (directrice van de Rijksakademie) die met de plotselinge bezuinigingen het heeft over de kritieke massa van een groep om de groep als geheel te functioneren. Kritieke massa houd in dit geval in dat je voldoende studenten hebt in aantal, niet in kwaliteit, om het geheel vooruit te helpen.
Toch begrijp ik dat steeds meer. Een bepaalde hoeveelheid zorgt voor dynamiek, maar ook dat er gelijkdenkenden binnen zo’n groep elkaar gaan opzoeken en zo het beste uit elkaar gaan halen. Concurrentie is niet het goede woord, maar opbouwende kritiek en kritisch naar elkaar kijken gebeurt zeker wel.
Bij de Masters van AKV/Sint Joost zijn er slechts 5 studenten. Dat lijken er niet echt veel en ondanks het feit dat de ruimte van Club Solo (voorheen Lokaal 01) aanzienlijk kleiner is dan de Servicegarage waar de eindpresentaties voorheen waren en het toch vaak te krap aandeed, lijkt er hier meer dan genoeg ruimte. De ruimte wordt keurig bespeeld en het is echt een tentoonstelling geworden.
Maar, ik vraag me af, in hoeverre de hoeveelheid studenten in deze lichting, invloed heeft gehad op de ontwikkeling van deze 5? Niet omdat het heel goed of slecht is wat er te zien is, maar hoeveel studenten heb je nodig bij een master in tegenstelling tot een post-graduate instelling en waarom? De lichtingen zijn bij deze master altijd rond de 5 tot 10 deelnemers, dus het kan ook juist daardoor heel intens zijn. Is dit het tegenover gestelde van de kritieke massa van 60, zo min mogelijk om kernachtige radicale posities helder te formuleren?
Hier een beeldverslag van wat er zoal te zien is;
Een wit lint dat zachtjes beweegt in de wind geeft de horizon aan. Eenvoudig gedaan maar erg sterk beeld;
Ik geef het eerlijk toe, ik heb niet zo veel met feministisch gedoe, piemels, tieten, kutten, fantasieverhaaltjes en alle frustraties die daar bij komen. Vragen omtrent seksualiteit worden daarbij vaak verwisseld met persoonlijk werk maken (terwijl die twee dingen ver uit elkaar liggen). Maar toch, als het dan toch moet, doe het dan in elk geval radicaal zoals hier:
Een hele rits dia’s schieten voorbij, klein geprojecteerd op de wand. Ik durf nog altijd niet te zeggen of het nu wel of niet steeds dezelfde was…
Deze presentaties waren tot en met afgelopen zondag te bezoeken bij Club Solo te Breda.
Ik heb alweer een aantal jaar geleden een master gevolgd en zat in een groep met vijf andere kunstenaars. Het voordeel van het kleine aantal participanten is dat je op een veel intensievere manier met de (gast)docenten kunt samenwerken, waardoor je sneller stappen maakt in je eigen ontwikkeling dan tijdens een bachelor. Daar staat tegenover dat er veel meer van je wordt verwacht, maar dat dient voor zich te spreken, kunstenaars zonder duidelijke motivatie vallen doorgaans af tijdens de selectieprocedure. In mijn geval was er weinig synergie in de groep kunstenaars, teveel randzaken die een te grote rol gingen spelen, te grote ego’s, te weinig gunfactor onderling, wat resulteerde in wat je concurrentie zou kunnen noemen: als ík er maar goed opsta, de rest interesseert me niet. Zoals je zult begrijpen geen goede voedingsbodem om het beste uit elkaar te halen. Je zou verwachten dat zo’n opleiding hun visie in de groep deelnemers probeert te manifesteren en soms lukt dat – en soms niet. De bachelor was gemoedelijker, veel meer mensen, veel minder tijd met docenten. Maar toch een veel fijnere tijd als ik ze naast elkaar zet.
Kritieke massa. Allemaal mooi en aardig. Eerst allemaal je ego opzij zetten in het belang van de groep. Overigens kan ik iedere kunstenaar aanraden een masterprogramma te volgen. Maar zoek – indien mogelijk – eerst even uit met wie je twee jaar gaat optrekken.
@Eddie, Dank voor de inzichtelijke toelichting. Misschien ook wel juist goed dat een master niet gemoedelijk is, je bent dan toch ook echt al op een serieuzer niveau bezig.
Je medestudenten heb je niet voor het uitzoeken, maar de docenten wel. Een goed advies dus om daar kritisch naar te kijken :).