Onlangs werd ik gevraagd om voor TEMP een voorwoord te schrijven. TEMP is een kleine uitgave vanuit Kunstpodium T waarin het telkens twee tentoonstellingen uit haar programma belicht. Het betreft de tentoonstelling onder leiding van Matthijs Bosman (hier) en Chantal Rens (hier).
Een strategie voor de kunstenaar
In je handen ligt TEMP #20 met daarin een tweetal tentoonstellingen die diametraal tegenover elkaar staan. De eerste tentoonstelling laat enkel tekst zien, als beeld. Er was geen concreet werk te zichtbaar. De tweede tentoonstelling in deze TEMP is een eclectisch samenraapsel van beelden die overal vandaan leken te komen.
Als kunstenaar verhoud je je altijd tot andere kunstwerken. Het begint al met het kennen van de Mona Lisa. Iedereen kent dit beeld en in een zekere mate neem je de Mona Lisa mee in je bagage als je zelf als kunstenaar aan de slag wilt. Ken je enkel de Mona Lisa? Dan maak je zelf dus ook iets wat veel weg heeft van diezelfde Mona Lisa. Immers, je weet niet anders. Omdat een directe kopie nooit lukt, zal er wel een evident verschil zijn tussen jouw werk en het reeds aanwezige werk.
Volgens mij heb je als kunstenaar twee mogelijke strategieën als het gaat om je positionering. Een mogelijke strategie is om zo min mogelijk andere beelden te zien: ga als een kluizenaar leven, en kijk vooral niet op het internet naar andere kunstuitingen. Hoe minder je kent, des te groter de kans is, dat jij je eigen ding maakt, want je bent ‘los’ van de rest. Deze strategie heeft wel een paar problemen: we kennen al heel veel beelden. Op de kunstacademie krijg je via je medestudenten van alles mee. Het is praktisch onmogelijk om zonder indrukken, als kluizenaar, in de kunstwereld terecht te komen. Bovendien: als jij niets ziet, hoe zien mensen jou dan?
De andere strategie is juist het bekijken van alle beelden. Als je alles ziet wat wordt getoond, neem je een vogelperspectief aan en kun je alle inspiratie gebruiken. Het nadeel hieraan is alleen weer, dat alles bekijken heel veel tijd kost. Bovendien verliezen de beelden hun bijzonderheid. Door zoveel te zien wordt ook steeds minder werk echt belangrijk. Het allergrootste probleem is natuurlijk, dat het niet haalbaar is om alle beelden te zien; bij lange na niet haalbaar.
Ikzelf hanteer deze tweede strategie. Dat wil niet zeggen dat de ene strategie beter is dan de andere. Wel is het zo dat de keuze voor een radicale vorm, van een van de strategieën, ervoor zorgt dat je als kunstenaar niet middelmatig bent. Door radicaal te zijn in wat je tot je neemt, ben je altijd anders dan de gemiddelde kunstenaar. Gemiddelde kunstenaars zijn er al heel veel. Zij kennen ongeveer allemaal dezelfde inspiratiebronnen en zij kennen ongeveer allemaal evenveel.
Met deze twee tentoonstellingen bij Kunstpodium T wordt in beide tentoonstellingen een keuze gemaakt tussen Geen Beeld of Al Het Beeld. Alleen al de keuze voor deze radicale posities, maakt dat de twee tentoonstellingen opvallen. Ze zijn verre van middelmatig. De eerste liet niets zien, de tweede laat juist zien dat alles mogelijk is, met al die beelden die er al zijn.
Aan de lezer, dus, de vraag; welke strategie denk je, is voor jou de beste?
Disclaimer: ik ben beschouwer, geen kunstenaar. Beide benaderingen houden steek, wat mij betreft, maar bij allebei zie ik heel graag terugkomen in je werk: 1) heb écht iets te vertellen en 2) wees je bewust van naloperij en durf bijzonder en anders te zijn. En misschien ook 3) kijk vooral naar de wereld – letterlijk álles is potentieel inspirerend.
Ik zie inderdaad heel veel middelmatigheid en naloperij…
@Sandra, dankjewel voor je reactie.
punt 1 blijft natuurlijk lastig, wanneer heb je wat te vertellen? Wie heeft er echt iets te vertellen? Het hele postmodernisme heeft een bepaalde cynische ingebouwd (ook in de kunst) waardoor er niet meer duidelijk is wanneer iemand echt iets te vertellen heeft, dat wordt namelijk even zo goed door relativisme direct ondermijnd. Dat geld bijna automatisch ook voor punt 2.
Punt 3 daarentegen is natuurlijk helemaal waar.
Ik kan mij lastig vinden in het bovenstaande stukje, het komt op mij wat zwart wit over. Het gaat denk ik ook over geconcentreerd kijken naar de beeldenstroom, een concentratie hier in zoeken. Niet gerichte overconsumptie werkt verlammend en inderdaad, het wekt onverschilligheid op tegen over alle beelden. Het remt enige verdieping, die juist nu belangrijk is denk ik. Ik denk dat het belangrijk is om zowel insider als outsider te zijn. Om de beelden te ervaren, de tijd te ervaren, maar tegelijkertijd afstand er van te kunnen nemen, en bewust te zijn van alle manipulatieve beelden om ons heen. Vanuit afstand kunnen vragen gesteld worden, kan analyse plaats vinden, etc.
@Vincent, het gaat om een bepaalde radicaliteit in je omgang met andere beelden. Beide uitersten zijn niet haalbaar. Natuurlijk is verdieping en contemplatie over dat beeld een ander vereiste, maar je kunt je niet slechts beperken tot een niche aan ‘bepaalde’ kunst omdat je daarmee het andere lijkt uit te sluiten. Dat is niet erg in je werk, maar er geen notie van hebben maakt het zeer lastig om buiten de gebaande paden te treden die er reeds zijn. Immers, iemand die zijn hele leven naar hiphop luistert en besluit muziek te maken, zal het echt geen metal worden. Dat terwijl een combinatie van die twee al veel spannender zou kunnen zijn.
De combinatie van hiphop en metal heeft geen enkel kwalitatief nummer opgeleverd.ice t’s gelegenheidsbandje was een draak,linkin park idem. Het enige dat niet keihard zuigt is de spoof van Anthrax en evt no sleep til brooklyn van beastie boys, beiden uit het midden van de jaren 80.
Ik ben het dus niet met je eens en geef de voorkeur aan kwaliteit boven kwantiteit en keuzes maken boven alles vreten.
Of hiphop of metal maar geen mengelmoesje van beiden. Het postmodernisme is voorbij 🙂
@JB Mayer, Ok, muziekaal is gezien is dat misschien niet zo’n goed voorbeeld, blijft dat niemand zit te wachten op een kopie van de kubistische periode van Picasso. (Al zou dat nog redelijk radicaal zijn). Punt is dat er al te veel middelmatigheid is, te veel dingen die te veel lijken op dingen die al te vaak gedaan zijn. Kwaliteit blijft boven kwantiteit staan maar middelmatigheid zit hem ook in dezelfde dingen kennen als de rest. Dezelfde klassiekers. Daar zit het probleem.
Net zoals dat er niemand zit te wachten op een kloon van Metallica of Tupac… die zijn er al genoeg omdat die klassiekers zo overduidelijk zijn. (…en is het fenomeen nu-metal uberhaupt geen combi van hiphop en metal? Denk aan Rage Against the Machine, Korn, Limp Bizkit etc? Misschien niet allemaal even goed maar wel inmiddels verworden tot klassiekers)
Hiphop en metal zijn dan allebei zeer bekende genres. Een crossover hiertussen is denk ik niet radicaal. Een voorbeeld van een wat radicalere crossover is bijvoorbeeld talking heads die Afrikaanse invloeden vermengde met punk en popmuziek. Iets wat vandaag de dag nog steeds veel navolging heeft. Ik denk dat het een vergissing is dat radicaliteit moet zitten in (beeld-)consumptie en kennis. Als ik denk aan radicale kunstenaars, dan lijkt mij dat hun werk daar niet uit voort komt. En Jb., niks is voorbij, postmodernisme is niet voorbij, net zoals het modernisme niet voorbij is. Overtuigingen, geloven, houden niet op eens op.
@Vincent, Ik ken geen kunstenaars met werk wat grensverleggend is die niet breed georienteerd waren buiten hun eigen discours. (outsiders daargelaten.) Je hebt gelijk dat het werk komt niet voort uit die kennis of consumptie, maar die kennis is wel degelijk latent aanwezig. Dat is hetzelfde als oefenen, het laatste werk is immers het beste toch? In feite gebeurt er hetzelfde als met kennis opdoen, maar binnen een beperkt domein. Notie hebben van meerdere domeinen of geen domeinen kanaliseert het discours en dus de radicaliteit van het werk omdat er meer gebruik kan worden gemaakt van een ‘eigen’ of ‘remix’ domein. Zoals bijvoorbeeld dan ook de Talking Heads deden. (Byrne eet overigens ook alles qua muziek, kunst, films en geloof zelfs ballet.)
Niek lees interviews met Thierry de cordier
@JB, Kun je me iets verder verduidelijken wat je daarmee bedoelt? Ik kan ook verwijzen naar duizenden interviews van andere kunstenaars en creatievelingen die ook iets te melden hebben om tot nieuwe concepten te komen.
Ok Niek, volgens mij komen we nu meer op een lijn. Inderdaad, vaak georienteerd buiten het eigen discours. Radicaal werk wordt soms ook per ongeluk gemaakt, denk je dat Duchamp het had verwacht in vrijwel elk essay over moderne kunst terecht zou komen, en nu wordt gezien als een kunstmessias (of ketter)? Enfin, op mij kwam het in eerste instantie over dat radicaliteit zou moeten zitten in de kennis van zo veel mogelijk beelden, ik denk dat dat nu wat genuanceerd is. Ik moet zeggen, ik zit zelf soms met dezelfde kwesties, ik ken het verlangen om alles te willen weten en zien maar ik betwijfel ook de vruchtbaarheid daarvan.
@Vincent, Ik denk niet dat Duchamp had verwacht zo veel impact te hebben maar als je kijkt hoe het spel gespeeld is (daadwerkelijk) dan heeft hij het erg goed aangepakt des tijds. Hij was belezen, een theoreticus, had een flink netwerk en had vooral geld om zich niet te hoeven conformeren aan de markt en toch dingen te doen.
Ik denk niet dat radicaliteit zit in zo veel mogelijk beelden te maken, ik denk alleen wel dat je discours breder is als je je ‘radicaler’ orienteert. Je moet meer dingen of specifiekere dingen zien dan de gemiddelde collega.
Ik denk niet dat je met alles weten vruchtbaarder bent, maar het is wel bekend dat het latent aanwezig hebben van veel informatie vruchtbaar is. Maar ik geloof dat we wat dat betreft het eens zijn met elkaar ;).
De cordier wil zo min mogelijk zien
@JB, dat stel ik, zo min mogelijk of zo breed mogelijk. Ikzelf kies voor zo breed mogelijk maar zo min mogelijk is even legitiem.
Alles is legitiem er zijn geen formules.
@Niek, ik denk dat als je echt radicaal wilt zijn je je nooit hoeft te conformeren aan de markt en dat je daar ook geen geld voor nodig hebt. In tegendeel, zonder dien je een radicalere levenswijze aan te meten. Wie weet wat had Duchamp voortgebracht indien hij écht had moeten vechten voor zijn kunst en zijn bestaan. (een ready-made?)
Ook vind ik dat er teveel nadruk wordt gelegd op het individu. De kunstenaar wil zich onderscheiden van zijn collega’s. Dat begrijp ik wel, maar laat het niet ontaarden in een strijd tussen verschillende strategieën en werkwijzen. Graag de focus op het werk. Het werk lijkt me bepalender in de positionering van een kunstenaar t.a.v. de beeldenstroom en de kunstgeschiedenis dan de positie die de kunstenaar zichzelf voorspiegelt.
@Tim, Het artikel gaat om de strategie in de positionering van jezelf als kunstenaar. Ik heb het verder niet zo zeer over conformisme aan de markt, maar over het niet-middelmatig worden van jezelf als kunstenaar door jezelf radicaal te oriënteren. Dat is geen werkwijze maar een positie en zeker geen strijd.
Vanuit die positie kan dan vervolgens het werk ontstaan waarop dan dus de focus ligt. Dat ben ik helemaal met je eens. Echter, daar gaat dit artikel dus niet over.
Hmm, een strategie in de positionering van de kunstenaar kan voor mij wel degelijk een werkwijze inhouden. Je hebt het zelf over twee mogelijke strategieën. De ene waar alles wordt buitengesloten de ander waar alles opgezogen wordt. Dit zijn handelingen die bewust ondernomen worden. Decordier die zich opsluit in zijn woonst en atelier bijvoorbeeld, houdt dat dan geen werkwijze in? Mijn mening was net dat die strategie = werkwijze en het werk dat daar uit voortvloeit de positie van de kunstenaar bepaald en niet de kunstenaar zelf aan de hand van een theoretisch discours.
Doe mij maar een radicale romanticus en poëet als Decordier die zijn werk voor zich laat spreken.
Vriendelijke groeten en bedankt voor je reactie.