De wereld gaat weer op slot. Het aantal Coronagevallen is te groot geworden en dus wordt er voor gekozen om de zorgsector te ontlasten. Hoewel de vaccinaties in zicht zijn, lijkt het er op dat het alsnog niet snel genoeg zal zijn. Het betekend dat tevens culturele instellingen hun deuren wederom moeten sluiten.
De witte ruimtes waar ruimte genoeg is om de anderhalve meter afstand te houden lijken nu monumentale graftombes. Ieder museum spring weer op de digitale rondleidingen. Waarmee ze het belang van de fysieke ervaring van de werken in kwestie ineens vergeten lijken te zijn. De corona-crisis lijkt vooralnog maar bij weinig instellingen de eigen vooraannames te bevragen. Waarom bestaan ze eigenlijk? Wat zijn ze meer dat die grote witte muren met kunst er aan?
Er zijn maar weinig instellingen die zichzelf structureel bevragen. Het Nieuwe Instituut (waarover later deze week meer) is één van de weinige instellingen die dat al jaren doet. Vrijwel alle andere culturele instellingen bevestigen allereerst de institutionele kaders vanwaaruit de operenen. Ze vragen misschien wel wat kunst is, of kan zijn. Maar vragen zoals of die muren wel wit moeten zijn, of dat er uberhaupt kunst getoond moet worden wordt eigenlijk nooit bevraagt. Moet je wel een directeur hebben die alle antwoorden heeft? Kan het niet anders en moet het misschien ook niet anders?
Als er 1 ding is dat 2020 duidelijk heeft gemaakt, dan is het wel dat dingen anders moeten. Het idee dat dingen kunnen functioneren in een isolement is duidelijk achterhaald. Het is een dooddoener, maar alles staat in verband met alles. De nieuwe problemen vragen om nieuwe oplossingen. Het antwoord dat iets moet omdat het altijd al zo gedaan wordt is niet meer voldoende. Niet veranderen is geen optie, dus we moeten wel met positieve energie verder.
Bij Droog kwamen ze halverwege de eerste lockdown ook tot die conclussie en besloten toen op basis van de omstandigheden het roer volledig om te gooien. De ruimtes werden omgetovert tot tuinen waar kunst getoond kon gaan worden. Dus in plaats van witte muren tref je een herstbladerdek aan, of een grasveld, of een buxushaag. Het genereert een context waarmee de kunstwerken een relatie aan moeten gaan, anders dan normaal.
De tentoonstelling heeft een geslaagde holistische benadering van niet alleen het idee van tentoonstellen, maar ook hoe kunst betekenisvol kan zijn. De werken spreken over hoe we omgaan met de wereld om ons heen. We moeten verder, op zoek naar oplossingen en hopen dat we het beter doen. Deze coronacrisis heeft verregaande gevolgen en werpt ons op nieuwe problemen waar we allemaal nieuwe oplossingen voor nodig hebben. We kunnen daarmee met de vingers wijzen naar anderen, maar uiteindelijk moeten we het toch eerst zelf anders gaan doen. Zoals de spreekwoordelijke achtertuin. Eerst je eigen tuin, en dan de rest van de wereld.
De keuzes van de werken is zeer wisselend en dat mag beschouwd worden als een compliment naar de samenstellers Renny Ramakers en Liselore Frowijn. Ze hebben getapt uit verschillende vaatjes en daarmee weten ze verder te raken dan de usual suspects. Daarmee leggen ze verbanden tussen werken die je anders niet snel samen zou zien zoals bijvoorbeeld het werk van Levi van Veluw en Driessens & Verstappen en dat van Magriet van Breevoort. Een drietal dat op verschillende manieren hier bij elkaar een samenhang lijkt te hebben maar normaal gesproken niet snel achter elkaar genoemd zullen worden.
Het is jammer dat de tentoonstelling afgelopen zal zijn als de huidige lockdown achter de rug is, maar de wijze van handelen hier kan ons wellicht inspireren om het ook elders anders aan te gaan pakken. Een tentoonstelling kan zo veel meer zijn, dan enkel die witte muren…
De tentoonstelling bij Droog is na de lockdown weer te bezoeken tot en met 28 februari.
Laat een reactie achter;