De Vleeshal is een prachtige ruimte midden in het centrum van Middelburg. Daar is momenteel een groepstentoonstelling te zien met 15 hedendaagse Nederlandse kunstenaars die, elk op hun manier, teruggrijpen op modernistische vormen.
Door de overvloed aan nieuwsbronnen en manieren om het nieuws tot ons te nemen is onze maatschappij erg gefocust op het nu en vergeet zij nog wel eens naar de toekomst of het verleden te kijken. Kunstenaars proberen uit het nu te stappen door bronnen uit het verleden te raadplegen en te gebruiken in hun kunst, waardoor ze ook een brug proberen te creëren met de toekomst.
Dat lijkt een scherpe voorwaarde, maar is in feite zo algemeen dat het op nagenoeg alle kunstenaars is toe te passen. Ieder kunstenaar grijpt op een bepaalde manier wel terug op iets wat er al is geweest. Wat echter wel doorschemert in de tekst, maar niet duidelijk wordt benoemd, is het terugkijken zelf. De kunstenaars die hier werk tonen zijn niet zo zeer kunstenaars die teruggrijpen op het modernisme, maar wel allemaal werk maken dat het kijken ter discussie stelt. Er is sprake van contemplatie op het beeld. Wat is dat beeld en wat is de betekenis ervan. Martijn Hendriks zijn werk wordt zelfs beschreven als; “hoe kijken we naar een kunstwerk”.
Een tentoonstelling die dus opnieuw kijkt naar kunst.
In dat opzicht is het een goed overzicht van kunstenaars die daar ook daadwerkelijk mee bezig zijn. Martijn Hendriks is al genoemd, Katja Mater, Piet Dieleman, Sarah van der Heide, Bas van den Hurk en Gwenneth Boelens. Bijvoorbeeld Katja Mater laat stadia van een schilderij zien, hoe ze het wegschildert en Piet Dieleman toont rasterwerken van kunst.
Het zijn vooral een aantal op zichzelf staande kunstwerken die onderling weinig relatie met elkaar aangaan. Enkel inhoudelijk met betrekking tot die contemplatie op wat dat beeld is zit duidelijk een overeenkomst. Het is jammer dat er geen sprake is van synergie, want dat had best gekund. De curator heeft toch gezocht naar ‘kunstwerken’ en is minder ingegaan op de inhoudelijkheid daarvan. Of is het juist de bedoeling deze toch veelal redelijk ontoegankelijke kunst wat toegankelijker te maken? In dat laatste geval is dat gelukt. Er is een hoop werk wat voor een minder bekende in de kunstwereld de wenkbrauwen zal doen fronsen. Eerlijk is eerlijk, de tegels van Torenbosch hadden van Andre kunnen zijn, maar blijven toch waarschijnlijk voor veel mensen te extreem.
Uiteindelijk dus een goede verzameling goede kunstenaars, alleen de onderlinge synergie ontbreekt. Laat dat de pret niet drukken, het is wel een verzameling die gezien moet worden.
Bij de entree een werk van Bas van den Hurk, wat het midden houdt tussen een sculptuur en een wand met ‘schilderijen’. De verf lijkt echter te zijn verdwenen. Wel enkele prints op papier met een grid erop. Is de wand het sculptuur en zijn de andere objecten slechts toevoegingen, of is het juist andersom?
Landschappen, ook met een grid van Batia Suter.
Gwenneth Boelens toont een fotografisch procedé als installatie.
Katja Mater schildert in vlakken het doek egaal en toont vervolgens het proces om dat doek zo te krijgen. Het lijkt een spel in gelaagdheid. Er is sprake van een schildering onder het schilderij, maar die zie je niet. Enkel de foto’s kunnen dat nog echt zichtbaar maken.
Het tekenwerk van Marc Nagtzaam bij prachtig gekleurd vensterlicht.
Tekenwerk dus.
Martijn Hendriks toont een werk dat afgeleid is van een werk van Marien Schouten vanaf een foto. Dat laatste kan ik overigens niet terugvinden.
Als werk is het gebruik van glas altijd complex. Glas is natuurlijk doorschijnend en daarom is de positie van de toeschouwer en de context waarin het werk getoond wordt de betekenis. Hendriks speelt daar natuurlijk ook mee, dus ik ben benieuwd hoe het werk er uitziet als het getoond wordt op een andere locatie.
Foto’s die lijken te zijn gemaakt op een klassieke manier blijken uit een van de eerste telefoons met fototoestel te komen. Dat is op het eerste gezicht niet echt te zien, maar al snel blijken de kleuren nogal flets en mist het geheel wat scherpte. Het werk is daardoor dan wel weer erg geslaagd.
Steeds dezelfde zes vlakken, maar dan met een andere grijs als achtergrondkleur. Hierdoor levert het toch steeds weer een ander beeld op. Ik ben benieuwd hoe het er uitgezien had indien Dieleman ook steeds hetzelfde vlakken had geschilderd waardoor het echt enkel en alleen over die optische werking was gegaan.
Remco Torenbosch maakte een venster blauw, bijna onopvallend als werk.
En dus beton gemaakt met papier.
Ten slotte een heel sterk werk van Sarah van der Heide die een reeks dia’s toont die langszaam in elkaar vervagen. Het zijn vooral primitief aandoende, abstracte beelden. Door handig gebruik te maken van de nabeeldwerking van het menselijk oog werken de beelden soms als een optische illusie. Ook krijgt het werk door het vervagen van de beelden over elkaar, een holografische werking waardoor je als toeschouwer door het beeld heen lijkt te reizen. Erg boeiend werk!
Nog te zien tot en met 18 maart in de Vleeshal te Middelburg, zeer de moeite waard.
(En te combineren met de erg leuke tentoonstelling van mij in Caesuur op nog geen 5 minuten afstand lopen.)