Met enige regelmaat zijn kunstenaars die de white cube van de galerie aanpakken. Zo zie je zo nu en dan beschilderde muren of zelfs een nieuwe vloer zodat het gevoelsmatig een ander soort ruimte wordt. Soms gaat het nog wat verder en wordt de halve galerie verbouwd om instagramwaardige selfies mogelijk te maken. Artistiek is dat vaak niet zo heel boeiend, uitzonderingen daargelaten. Het is inspelen op sensatiegevoelens voor de vaste bezoekers, het doorbreekt het verwachtingspatroon en dan ben je al snel onder de indruk.
Maar het kan ook op een heel andere manier. Frido Evers (1980) verbouwde eveneens de galerie tot een complete installatie. Het is een sculptuur geworden dat exact past in de galerie en dan dus ook op maat gemaakt is, als een labyrinthische tuin. De tuinarchitect heeft eigen beeldtaal waarin hij de bezoeker zowel genereus toegang biedt en tegelijk opsluit. De kleurrijke hekwerken sluiten in, wie in de spiegelend gepolijste bol kijkt ziet juist een gigantische cosmos. De lichtgevens wandsculpturen zijn als exotische manen.
Niet alleen ben ik onder de indruk omdat je het niet verwacht, ik ben onder de indruk van de vreemdheid die het oproept. Parallel aan een doolhof, met een heel eigen beeldtaal, weet Evers de bezoeker op zichzelf te werpen. Door de kleine gangen wordt je je bewust van je bewegingen in de ruimte.
Niet graag zeg ik “je moet dit ervaren om te begrijpen” maar in dit geval is dat helemaal juist. De ruimtelijkheid en de texturen in relatie tot jezelf als bezoeker maken het nodig. Je kunt wel de plattegrond van een labyrinth weten, maar het dolen door de buxusgangen is toch iets heel anders. Ga dus vooral zelf kijken en ervaren.
Deze tentoonstelling is nog te bezoeken tot en met 9 maart. Een aanrader.
heel tof zag het net voorbij komen bij jeroen 🙂 hoe is ie?