Wie het werk van Rob Bouwman (1981) eveneens al enige tijd volgt ziet een gestage ontwikkeling. Een paar jaar terug waren het nog zwarte volle compositie waarbij de viscositeit van de verf en de beweging van het penseel een optische diepte simuleren. Inmiddels zijn het kleurrijke panelen met een egale overall-compositie. Nog altijd met die optische werking waardoor er tegelijk een soort ruimtelijk ontstaat.
Zo op het eerste gezicht gebeurt er van schilderij naar schilderij misschien niet zo veel. Allemaal even kleurrijk, allemaal even abstract. Het enige dat ze onderscheidt is hoeveelheid kleuren en welke kleuren de overhand nemen. Soms is dat blauw, dan meer groen, dan paars. Soms veranderd de richting van het kleurverloop van een horizontaal kleurverloop naar een diagonaal kleurverloop.
Maar het zijn juist die kleine verschillen waarin de stappen die Bouwman zet zichtbaar worden. Daar waar sommige werken nog een neutrale ondergrond hebben, hebben andere panelen een gouden danwel zilveren ondertoon. Dat heeft gevolgen voor de rest van de beleving van het schilderij. En juist dat laatste is voor Bouwman zelf waarschijnlijk ook essentieel. Het schilderij toont in zekere zin niets, een groot gapend gat van nietszeggende informatie. Maar die informatie communiceerd wel degelijk iets. Dat iets is die beleving van de toeschouwer waarbij het schilderij als een spiegel een ervaring terugkaatst. Subjectief als het maar zijn kan. Dat maakt het verdomde lastig om een stukje over te schrijven, zoals ik nu poog, maar dat is tegelijk ook de kracht van werk dat taal weet te ontglippen.
Bouwman weet hier met behulp van niets anders dan een visueel effect, totaal betekenisloos, toch een betekenis af te dwingen. Die uitleggen is niet te doen, daarvoor hebben we de schilderijen.
In de zijruimte worden wandvullende presentaties getoond van Esther Tielemans, Wouter van der Laan en Gijs van Lith.
Laat een reactie achter;