Over de onmiddellijke gevolgen van het Corona-virus is al veel gedaan en geschreven. Over de lange termijn gevolgen wordt al veel gespeculeerd. Een economische crisis zou onafwendbaar zijn. Zoals voorheen zullen de winsten geprivatiseerd worden en de lasten gesocialiseerd. De pandemie luidt het einde in van een 9/11 maatschappij die ondanks alle welvaart geregeerd werd door angst in combinatie met een angst voor de ander. Het is te hopen dat deze pandemie een omslag kan bieden, hopelijk ten goede van de wereld in zijn totaliteit.
Hoewel creativiteit op het web nu een enorme vlucht heeft genomen is het nog de vraag wat de gevolgen zullen zijn voor het kunstenveld. Kunstinstellingen gaan massaal het web op met live-streams. Het ondermijnd daarmee indirect hun bestaansrecht vanwege de fysieke ervaring, maar het is het beste wat er nu kan. Het publiek dat inmiddels Netflix en YouTube uitgekeken is, blijkt er massaal interesse in te hebben. Nu velen thuis niets te doen hebben, is kunst een laatste redmiddel tegen de waanzin van de verveling.
Ondertussen werken kunstenaars door. Het sociale isolement is hen veelal niet vreemd. Tentoonstellingen en projecten zijn afgezegd en het sociale deel van het veld vindt plaats via Zoom-meetings en Skype-gesprekken. Hoewel de overheid een hand uitreikt naar ondernemingen moeten de kunstenaars, ondanks al dat cultureel ondernemerschap, het vooral zelf uitzoeken. Net als voor de rest van de wereldbevolking gaan veel kunstenaars onzekere tijden tegemoet.
De vraag is niet of kunst voort zal blijven bestaan, de vraag is in welke hoedanigheid. Wat is nog de toegevoegde betekenis van de fysieke ervaring als deze onmogelijk is? Als die gedachten en vondsten niet meer gesublimeerd hoeven te worden in een fysiek object, wat is dan nog de betekenis van een oeuvre? Wat beklijft er in de vluchtigheid van het digitale bestaan? Is er dan nog wel nood aan een kunstenaar? Wat als de kunstenaar zelf afwezig is?
De tentoonstelling van Mark Manders (1968) bezocht ik enige tijd geleden. Hoewel in Italië het virus al om zich heen had geslagen was er op dat moment in Noord Europa nog niets aan de hand. Manders toont dan wel veel werk in de klassieke zin dat “af” is, tegelijk lijkt ook veel werk een situatie uit het atelier te zijn. Het geeft geen gesublimeerde gedachten, het geeft de gedachten van de maker terwijl ze plaatsvinden als een poëtische mogelijkheid. Alles kan nog veranderen, al wijst hij ons een mogelijke weg.
Het is het soort kunstenaarschap waar we nu misschien meer dan ooit nood aan hebben. Niet een sympathiek idee of een leuke meme, maar een doordacht vergezicht van mogelijkheden. Dat is wat kunstenaars nu kunnen doen.
Hoewel de tentoonstelling dus niet te bezoeken is, zal deze nog wel even bestaan.
Laat een reactie achter;