Omstreeks 1911 was er een moment dat Picasso veelvuldig van gedachten uitwisselde met Braque. Dat ging zelfs zover dat op het eerste oog veel van hun werken uit die tijd van dezelfde kunstenaar lijken te zijn. Het is ook het moment dat zij als eerste uitgebreid de collage-techniek gebruiken. Papier van kranten en advertenties werd op andere stukken papier of zelfs schilderijen geplakt en zo ontstonden heel nieuwe beelden.
Velen anderen volgden en gingen er mee aan de slag. Eén daarvan was Max Ernst die vanaf halverwege de jaren ’20 er de techniek van de frottage en grattage bij voegde. Beide technieken heb je waarschijnlijk zelf ook al wel eens gebruikt.
De eerste is dat je bijvoorbeeld een munt onder het papier legt en met potlood overheen wrijft. Het reliëf van de munt zorgt ervoor dat het potlood even iets harder of lichter wordt en zodoende ontstaat er het beeld van die munt. Ernst was gefascineerd van een bepaalde houten vloer die op die manier veelvuldig voorkomt in zijn werk.
De grattage-techniek gaat uit van verschillende lagen verf, maar kan ook met bijvoorbeeld vetkrijt. De eerste laag is in bijvoorbeeld diverse kleurvlakken. Zodra die volledig droog is ga je er met een natte verflaag of vetkrijt overheen. Dan kan er met verschillende manieren natte verf vanaf gehaald worden waardoor de eerste laag weer zichtbaar wordt.
Met name de laatste techniek is in dit geval interessant omdat het mogelijk maakt om de fysiek achterste verflaag optisch te doen lijken als de voorste. Max Ernst zelf kwam er al snel achter dat het mogelijk is om de picturale ruimte dramatisch te vervormen. Dingen die achter zijn naar voren halen, en elementen die bovenop liggen juist naar achter te verplaatsen. Afhankelijk van hoe dicht of juist hoe ver je van het doek af staat, of de lichtval, hoe anders de elementen in de ruimte verschijnen.
Tegelijk is het ook een techniek die weinig controle kent. Omdat je pas ziet wat je weghaald op het moment dat je de bovenste laag hebt weggehaald is het een heel spel van opbouwen en weghalen. Het is dan ook geen wonder dat de vondst van Max Ernst al snel ook bij andere surrealisten in trek raakte.
Ook Denie Put (1991) bouwt op vergelijkbare wijze zijn doeken op. Daar waar je bij veel schilders nauwgezet kunt volgen hoe het werk tot stand is gekomen is het bij Put een wirwar aan lagen. Daar waar het logisch is als de achtergrondkleur als eerste is opgezet is dat bij Put lang niet zo vanzelfsprekend. Hij maakt uitgebreid gebruik van de grattage techniek zoals Ernst deze ook toepaste. Dat de tentoonstelling Surreal Playground is genoemd kan dan ook geen toeval zijn.
Je ziet hoe Put overduidelijk met veel plezier speelt met de mogelijkheden van het naar voor en naar achteren halen, om zo interessante abstracte composities te maken. Het worden landschappen die in de ruimtelijkheid soms doen denken aan optische illusies. Het ene moment is het een vergezicht, het andere moment is het een microscopisch beeld.
Het maakt dat ieder werk op iedere moment een heel nieuwe wereld toont. Sommige schilderijen heb je in een fractie van een seconde gezien en begrepen, bij deze werken van Denie Put is dat onmogelijk, daar blijven dingen in gebeuren.
Deze tentoonstelling is nog te bezoeken tot en met 4 mei bij Base-Alpha Gallery te Antwerpen
Klopt het dat de foto’s niet vergrootbaar zijn?
Dag Henkjan,
Dank voor je opmerking, denk dat het een update van het systeem is dat dat niet meer automatisch gaat. Zal kijken of ik dat kan aanpassen. In de tussentijd, als je rechter muisknop doet en dan “openen in nieuw tabblad” krijg je de afbeelding in hoge resolutie.