Het ergste dat er met recensies gebeurt, het geven van ‘sterren’. Daarmee reduceert de recensent zijn hele stuk naar het inzicht van doorgaans 3 of 4 sterren. Echt goede kunst wordt er blijkbaar zelden gemaakt, echt slechte blijkbaar ook volgens de recensenten. *
Natuurlijk, de recensent kan een kwalitatieve uitspraak doen, sommige dingen zijn natuurlijk minder geslaagd dan andere. Maar dat reduceren tot sterren blijkt niet echt veel zin te hebben als verreweg het leeuwendeel toch een dikke voldoende krijgt.
Het kiezen van sterren zou je statistisch kunnen benaderen. Als je weet dat je bij een recensie 79% kans hebt om 3 a 4 sterren te ontvangen en je weet dat je nog maar 14% kans hebt om onvoldoende te krijgen. Oftewel, je hebt 86% kans om puur op toeval, een positieve score te krijgen. De normering ligt dus niet op een 5,5 zoals bij de schoolexamens, nee die ligt bij de 1,4!
Vaast Colson (1977) speelt ook het spel van toevallige normering. Alleen lijkt het hier een stuk grappiger dan in de kranten. De kansen voor alle punten is niet zoals bij de kranten 16%, maar gewoon statistisch gelijk, 20% voor alle opties. Nog altijd is de kans op een positieve uitspraak iets hoger dan 50% (namelijk 60%) maar tegenover de krantrecensies met een positieve kans van 86% een stuk logischer.
Dus, dan weet je het als je een recensie krijgt in de krant en je hebt een onvoldoende… je behoort tot de slechtste 14% van alle kunstenaars volgens de recensent.
De installatie van Colson is helaas niet meer te zien bij 1646 te Den Haag.
* Disclaimer, het betreft een onderzoek naar sterren bij theaterrecensies. Helaas hebben we in Nederland nog geen bron die de sterren van recensies in Nederland bijhoud zoals de Theaterkrant. Toch, for the sake of the argument, ga ik er van uit dat deze statistieken in zekere mate representatief zijn voor de beoordelingen in sterren bij recensies in het algemeen.
Je kunt je afvragen of de kwalitatieve beoordeling sowieso niet zijn beste tijd gehad heeft in de kunsten. Een wiskunde proefwerk beoordelen dat kan, er zijn van te voren duidelijke afspraken te maken over de toekenning van punten en achteraf is de beoordeling bespreekbaar. Is dat ook mogelijk met een kunstwerk, expositie of kunstenaar? Dat is veel lastiger. Sommige raken in vervoering van het werk van Marlene Dumas anderen laat het koud. Bovendien zijn duidelijke criteria voor een kwalitatieve beoordeling veel moeilijk vast te stellen.
Je eigen enthousiasme als leidraad is best een waardevol instrument. Dat enthousiasme kan anderen inspireren en gelijkgestemde zullen je inspiratie waarderen en als ‘leidraad’ gebruiken. Als je veel mensen weet te inspireren raak je blijkbaar een universele snaar.
Daarom zouden critici, bloggers en kunstliefhebbers moet schrijven over de dingen die ze mooi vinden, waar ze blij van worden, waarvoor ze een blok om willen fietsen, natuurlijk met open vizier en behoud van het vermogen tot (zelf) reflectie. De (grote) kunstenaars die die universele snaar weten te raken komen echt wel ‘bovendrijven’. Verder is er niemand meer die je voorschrijft wat je mooi hoort te vinden. Heerlijk toch? Lang leve de vrijheid.
@Paul,
Ik ben het niet met je oneens, maar een totale subjectiviteit is in de waardering van kunst even zo goed niet aan de orde. Je wijst zelf al even naar die universele snaar.
Er is wel degelijk een culturele consensus die uitspraken doet over kwaliteit (vaak verpakt in waarden, normen en moraal). In die zin schrijven andere je misschien niet direct voor wat je goed of slecht of mooi moet vinden, maar is het frame waarmee je daarover nadenkt wel al reeds cultureel en vooral politiek bepaalt.
Maar het doen van uitspraken op basis van een absolute waardetoekenning is natuurlijk inderdaad onzin. Tijden veranderen en waarderingen ook.
Die culturele consensus zal gewoon blijven bestaan, ook als we ons meer laten leiden door inspiratie/enthousiasme. Die consensus is echter vaak ook bepalend waar over geschreven wordt. Daardoor zijn de zalen van blockbuster tentoonstellingen goed gevuld/overvol en de andere zalen erg rustig. Het gaat er echter niet om kunst mooi te vinden die aan die consensus voldoet maar die je persoonlijk raakt. Als schrijvers over kunst zich sterker zouden laten leiden door wat hun persoonlijk raakt breng je dat uiteindelijk ook over op kunstliefhebber. De mondialisering in de kunst maakt die consensus steeds meer tot een keurslijf. Wat persoonlijk enthousiasme kan dat keurslijf wat losser maken.